Nadat Petrus en Johannes waren vrijgelaten, gingen ze naar de leerlingen en vertelden wat de hogepriesters en de oudsten hadden gezegd. Toen de leerlingen dat hoorden, riepen ze God eensgezind aan met de woorden:
‘Heer, U hebt de hemel en de aarde en de zee geschapen en alles wat daar leeft, U hebt door de heilige Geest, bij monde van onze voorvader David, Uw dienaar, gezegd:
“Waarom snoeven de volken en beramen de volksstammen zinloze plannen? De koningen van de aarde zijn aangetreden en de heersers spannen samen tegen de Heer en Zijn gezalfde.”
Want inderdaad, in deze stad hebben allen samengespannen tegen Jezus, Uw heilige dienaar, die door U is gezalfd:
Herodes, Pontius Pilatus, alle volken en ook de stammen van Israël, om datgene te doen waarvan U had bepaald en voorbestemd dat het moest gebeuren. Welnu, Heer, sla ook nu acht op hun dreigementen en stel ons, Uw dienaren, in staat om vrijmoedig over Uw boodschap te spreken door ons bij te staan, zodat zieken genezing vinden en er tekenen en wonderen gebeuren in de naam van Jezus, Uw heilige dienaar.’ Toen ze hun gebed beëindigd hadden, begon de plaats waar ze bijeen waren te beven, en allen werden vervuld van de heilige Geest en spraken vrijmoedig over de boodschap van God.