Hij hield hun een andere gelijkenis voor:
‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een mens die goed zaad op zijn akker uitzaaide. Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand onkruid tussen het graan zaaien en vertrok weer. Toen het jonge gewas opschoot en vrucht begon te dragen, kwam ook het onkruid te voorschijn. De knechten kwamen de heer des huizes vragen:
“Heer, hebt u soms geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?” Hij antwoordde:
“Dat is het werk van een vijand.” De knechten zeiden tegen hem:
“Wilt u dat wij er het onkruid tussenuit wieden?” Hij antwoordde:
“Nee, want dan zouden jullie met het onkruid ook het graan lostrekken. Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen:
‘Wied eerst het onkruid, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur.'”‘