Veel Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden wat Jezus deed, kwamen tot geloof in Hem. Maar enkelen gingen naar de Farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had. Daarop riepen de hogepriesters en de Farizeeën het Sanhedrin bijeen:
‘Wat moeten we doen? Deze man doet veel wondertekenen, en als we Hem Zijn gang laten gaan, zal iedereen in Hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempel en ons volk vernietigen.’ Een van hen, Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei tegen de anderen:
‘Jullie begrijpen het niet! Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één man sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.’ Dat zei hij niet uit zichzelf:
als hogepriester in dat jaar sprak hij de profetie dat Jezus zou sterven voor het volk, en niet alleen voor het volk, maar ook om de verstrooide kinderen van God bijeen te brengen. Vanaf die dag overlegden ze hoe ze Hem zouden doden.
Jezus trad onder de Joden niet meer in het openbaar op, maar vertrok naar de omgeving van de woestijn, naar de stad Efraïm. Daar bleef Hij met Zijn leerlingen.