De HEER richtte zich tot mij:

‘Mensenkind, dit is wat God, de HEER, zegt over het land van Israël:

Het einde komt, het komt van alle kanten over je. Nu is voor jou het einde aangebroken, Ik zal Mijn woede op je koelen, je straffen voor je daden, je laten boeten voor je wangedrag. Ik zal geen medelijden tonen, geen medelijden kennen, Je zult boeten voor je daden, je wangedrag keert zich tegen je – en jullie zullen weten dat Ik de HEER ben. Dit zegt God, de HEER:

Er komt een ramp, een ramp als nooit tevoren, het einde komt, het nadert, het is daar, het einde komt, de ondergang voor jullie die dit land bewonen. De dag dat er paniek heerst is nabij, de tijd dat de vreugdekreet verstomt op de bergen. Over jou stort Ik Mijn toorn uit, op jou koel Ik Mijn woede, Ik zal je straffen voor je daden, je laten boeten voor je wangedrag. Ik zal geen medelijden tonen, geen medelijden kennen, Je zult boeten voor je daden, je wangedrag keert zich tegen je. Jullie zullen weten dat Ik, de HEER, het ben die jullie geselt.

De dag is nabij, de ondergang nadert, er bloeit een staf, zijn bloem heet hoogmoed. Het geweld groeit, het kwaad regeert. Niets blijft er over van het volk, niets van hun pracht, hun opschik of hun praal. Die tijd komt dichterbij, die dag nadert. Laat de koper niet blij zijn, de handelaar niet treuren:

alle rijkdom in dit land wordt door Mijn toorn getroffen. Al zouden beiden overleven, de koopman ziet zijn koopwaar niet terug. De profetie over dit land wordt niet herroepen, wie schuldig is wordt niet gespaard!

Loading

Lees ook deze Berichten:

Ezechiël 39:1-14 1

Ezechiël 3:18-27 2

Ezechiël 16:28-40 Jeruzalems ontrouw 3

Ezechiël 8:1-11 Visioen in de tempel van Jeruzalem...

Ezechiël 37:15-28 Eén God, één volk, één herder 2

Ezechiël 28:16-26 2

Ezechiël 43:12-20 De verschijning van de HEER keer...

Ezechiël 10:1-12 1

Ezechiël 16:1-13 Jeruzalems ontrouw 1

Ezechiël 12:11-19 Een teken voor het opstandige vo...

Ezechiël 21:1-16 Het goddelijk zwaard 1

Ezechiël 35:1-15 Profetie over het Seïrgebergte en...

Ezechiël 34:11-20 De slechte herders en de goede h...

Ezechiël 37:1-14 Een dal vol beenderen 1

Ezechiël 38:13-23 Gogs leger vernietigd 2

Ezechiël 13:1-13 1

Ezechiël 1:15-28 Ezechiël geroepen 2

Ezechiël 24:15-27 Een plotselinge slag 2

Ezechiël 48:23-35 3

Ezechiël 25:10-17 Profetie tegen de volken die Isr...

Ezechiël 28:1-15 1

Ezechiël 24:1-14 De kookpot 1

Ezechiël 43:1-11 De verschijning van de HEER keert...

Ezechiël 18:14-22 Wie rechtvaardig handelt, zal le...

Ezechiël 44:11-19 Toegang tot de tempel 2

Ezechiël 4:1-10 1

Ezechiël 16:52-63 Jeruzalems ontrouw 5

Ezechiël 39:15-29 2

Ezechiël 23:17-30 Ohola en Oholiba 2

Ezechiël 43:21-27 De verschijning van de HEER keer...

Ezechiël 20:37-44 Israël opstandig en ontrouw 4

Ezechiël 29:1-12 Profetie tegen Egypte 1

Ezechiël 45:1-12 Verdeling van de grond 1

Ezechiël 33:12-21 Ieder mens naar zijn daden beoor...

Ezechiël 2:1-10

Ezechiël 40:27-39 De nieuwe tempel 3

Ezechiël 14:1-11 1

Ezechiël 31:12-18 2

Ezechiël 27:1-19 1

Ezechiël 36:13-25 2

Ezechiël 22:18-31 Oordeel over Jeruzalem 2

Ezechiël 5:10-17 2

Ezechiël 36:1-12 1

Ezechiël 46:1-11 1

Ezechiël 38:1-12 Gogs leger vernietigd 1

Ezechiël 26:12-21 Profetie over Tyrus 2

Ezechiël 16:41-51 Jeruzalems ontrouw 4

Ezechiël 32:25-32 3

Ezechiël 18:1-13 Wie rechtvaardig handelt, zal lev...

Ezechiël 5:1-9 1

Ezechiël 33:22-33 Ieder mens naar zijn daden beoor...

Ezechiël 34:21-31 De slechte herders en de goede h...

Ezechiël 6:1-10 Israël getroffen door het zwaard 1

Ezechiël 17:1-14 De adelaars en de wijnstok 1

Ezechiël 27:20-36 2

Ezechiël 42:12-20 De ruimten voor de priesters 2

Ezechiël 8:12-18 Visioen in de tempel van Jeruzale...

Ezechiël 47:1-12 De rivier uit de tempel 1

Ezechiël 10:13-22 2

Ezechiël 32:1-15 1

Ezechiël 44:20-31 Toegang tot de tempel 3

Ezechiël 3:1-17 1

Ezechiël 41:1-12 1

Ezechiël 44:1-10 Toegang tot de tempel 1

Ezechiël 42:1-11 De ruimten voor de priesters 1

Ezechiël 33:1-11 Ieder mens naar zijn daden beoord...

Ezechiël 41:13-26 2

Ezechiël 40:1-12 De nieuwe tempel 1

Ezechiël 31:1-11 1

Ezechiël 36:26-38 3

0Shares