Mensenkind, profeteer tegen Gog, zeg:

“Dit zegt God, de HEER:

Ik zal je straffen, Gog, oppervorst van Mesech en Tubal. Ik kom je halen, Ik sleep je mee, Ik laat je uit het uiterste noorden komen en breng je naar de bergen van Israël. Daar sla Ik je boog uit je linkerhand en je pijlen uit je rechterhand. Op de bergen van Israël zul je sneuvelen, met al je troepen en je bondgenoten, en daar geef Ik je ten prooi aan alle soorten roofvogels en aan de wilde dieren. Ook in het open veld zul je sneuvelen. Ik heb gesproken – spreekt God, de HEER. Magog zal Ik in vlammen doen opgaan, net als de kustbewoners die zich veilig wanen. Ze zullen weten dat Ik de HEER ben. Mijn heilige naam zal Ik aan Mijn volk Israël bekendmaken, Ik zal Mijn heilige naam niet langer laten ontwijden, en de andere volken zullen beseffen dat Ik de HEER ben, heilig in Israël.

Het komt, het zal gebeuren – spreekt God, de HEER! Dat zal de dag zijn waarvan Ik gesproken heb. Dan zullen de Israëlieten uit hun steden komen om de wapens als brandhout te gebruiken; zeven jaar zullen ze vuur kunnen stoken van de grote en kleine schilden, de bogen en de pijlen, de stokken en de lansen. Omdat ze daarmee vuur kunnen stoken, hoeven ze geen takken te sprokkelen op de velden of hout te hakken in het bos. Zo plunderen ze wie hen wilden plunderen en behalen buit op wie hen tot buit wilden maken – spreekt God, de HEER.

Op die dag delf Ik voor Gog een graf in Israël, in het Dal der passanten, ten oosten van de Dode Zee. Het zal de doorgang versperren voor deze passanten:

voor Gog en heel zijn leger. Ze zullen er worden begraven, en het zal het ‘Dal van het leger van Gog’ worden genoemd. De Israëlieten zullen hen begraven om het land te reinigen, en daar zullen ze zeven maanden over doen. Iedereen in Israël zal daarmee bezig zijn, en dat zal hun tot eer strekken op de dag dat Ik Mijn grootheid zal tonen – spreekt God, de HEER. Ze zullen een groep aanstellen die het land voortdurend moet doorkruisen. Die moet de passanten begraven die op het land zijn blijven liggen, om zo het land te reinigen. Na de zeven maanden zullen ze op onderzoek uitgaan

Loading

Lees ook deze Berichten:

Ezechiël 5:1-9 1
Ezechiël 28:16-26 2
Ezechiël 18:23-32 Wie rechtvaardig handelt, zal le...
Ezechiël 19:1-14 De leeuwin en de wijnstok
Ezechiël 11:1-13 1
Ezechiël 43:1-11 De verschijning van de HEER keert...
Ezechiël 8:12-18 Visioen in de tempel van Jeruzale...
Ezechiël 14:12-23 Het lot van Jeruzalem 2
Ezechiël 36:26-38 3
Ezechiël 10:13-22 2
Ezechiël 26:1-11 Profetie over Tyrus 1
Ezechiël 33:22-33 Ieder mens naar zijn daden beoor...
Ezechiël 35:1-15 Profetie over het Seïrgebergte en...
Ezechiël 47:13-23 De grenzen van het land 2
Ezechiël 18:14-22 Wie rechtvaardig handelt, zal le...
Ezechiël 17:15-24 De adelaars en de wijnstok 2
Ezechiël 22:1-17 Oordeel over Jeruzalem 1
Ezechiël 8:1-11 Visioen in de tempel van Jeruzalem...
Ezechiël 39:15-29 2
Ezechiël 4:11-17 2
Ezechiël 21:29-37 Het goddelijk zwaard 3
Ezechiël 13:1-13 1
Ezechiël 23:1-16 Ohola en Oholiba 1
Ezechiël 29:13-21 Profetie tegen Egypte 2
Ezechiël 29:1-12 Profetie tegen Egypte 1
Ezechiël 45:13-25 Verdeling van de grond 2
Ezechiël 27:1-19 1
Ezechiël 36:13-25 2
Ezechiël 6:1-10 Israël getroffen door het zwaard 1
Ezechiël 13:14-23 2
Ezechiël 21:1-16 Het goddelijk zwaard 1
Ezechiël 4:1-10 1
Ezechiël 37:15-28 Eén God, één volk, één herder 2
Ezechiël 16:14-27 Jeruzalems ontrouw 2
Ezechiël 25:1-9 Profetie tegen de volken die Israë...
Ezechiël 38:13-23 Gogs leger vernietigd 2
Ezechiël 1:1-14 Ezechiël geroepen 1
Ezechiël 30:1-14 1
Ezechiël 40:27-39 De nieuwe tempel 3
Ezechiël 41:13-26 2
Ezechiël 46:12-24 2
Ezechiël 3:18-27 2
Ezechiël 12:20-28 Een teken voor het opstandige vo...
Ezechiël 7:14-27 Het einde komt 2
Ezechiël 34:11-20 De slechte herders en de goede h...
Ezechiël 32:1-15 1
Ezechiël 17:1-14 De adelaars en de wijnstok 1
Ezechiël 21:17-28 Het goddelijk zwaard 2
Ezechiël 40:1-12 De nieuwe tempel 1
Ezechiël 33:12-21 Ieder mens naar zijn daden beoor...
Ezechiël 23:17-30 Ohola en Oholiba 2
Ezechiël 40:13-26 De nieuwe tempel 2
Ezechiël 38:1-12 Gogs leger vernietigd 1
Ezechiël 20:26-36 Israël opstandig en ontrouw 3
Ezechiël 32:16-24 2
Ezechiël 23:45-49 Ohola en Oholiba 4
Ezechiël 37:1-14 Een dal vol beenderen 1
Ezechiël 23:31-44 Ohola en Oholiba 3
Ezechiël 20:13-25 Israël opstandig en ontrouw 2
Ezechiël 32:25-32 3
Ezechiël 34:21-31 De slechte herders en de goede h...
Ezechiël 44:1-10 Toegang tot de tempel 1
Ezechiël 30:15-26 2
Ezechiël 16:52-63 Jeruzalems ontrouw 5
Ezechiël 9:1-11 1
Ezechiël 48:13-22 2
Ezechiël 18:1-13 Wie rechtvaardig handelt, zal lev...
Ezechiël 44:11-19 Toegang tot de tempel 2
Ezechiël 47:1-12 De rivier uit de tempel 1
Ezechiël 11:14-25 2
0Shares