Veel leerlingen die het gehoord hadden zeiden:
‘Dit zijn harde woorden, wie kan daarnaar luisteren?’ Jezus wist wel dat Zijn leerlingen protesteerden en zei tegen hen:
‘Ergeren jullie je hieraan? Maar als jullie nu de Mensenzoon zouden zien opstijgen naar waar Hij eerst was? De Geest maakt levend, het lichaam dient tot niets. Wat Ik gezegd heb is Geest, en leven. Maar sommigen van jullie geloven niet.’ Jezus wist namelijk vanaf het begin wie er niet geloofden en wie Hem zou uitleveren. ‘Daarom heb Ik jullie gezegd, ‘zei Hij, ‘dat iemand alleen bij Mij kan komen als het hem door de Vader gegeven is.’ Toen trokken veel leerlingen zich terug en gingen niet verder met Hem mee.
Jezus vroeg nu aan de twaalf:
‘Willen jullie soms ook weggaan?’ Simon Petrus gaf antwoord:
‘Naar wie zouden we moeten gaan, Heer? U spreekt woorden die eeuwig leven geven, en wij geloven en weten dat U de Heilige van God bent.’ Jezus zei:
‘Ikzelf heb jullie alle twaalf uitgekozen, en toch is een van jullie een duivel.’ Hiermee doelde Hij op Judas, de zoon van Simon Iskariot, want hij, een van de twaalf, zou Hem uitleveren.