Jezus reageerde hierop met de volgende woorden:
‘Waarachtig, Ik verzeker u:
de Zoon kan niets uit Zichzelf doen, Hij kan alleen doen wat Hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier. De Vader heeft de Zoon immers lief en laat Hem alles zien wat Hij doet. Hij zal Hem nog grotere dingen laten zien, u zult verbaasd staan! Want zoals de Vader doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie Hij wil. De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar Hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd. Dan zal iedereen de Zoon eer betuigen zoals men de Vader eert. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die Hem gezonden heeft.
Waarachtig, Ik verzeker u:
wie luistert naar wat Ik zeg en Hem gelooft die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven; over hem wordt geen oordeel uitgesproken, hij is van de dood overgegaan naar het leven. Ik verzeker u:
er komt een tijd, en het is nu al zover, dat de doden de stem van Gods Zoon zullen horen en dat wie Hem horen, zullen leven. Zoals de Vader leven heeft in Zichzelf, zo heeft ook de Zoon leven in Zichzelf; dat heeft de Vader Hem gegeven. En omdat Hij de Mensenzoon is, heeft Hij Hem ook gezag gegeven om het oordeel te vellen. Wees hierover niet verwonderd, er komt een moment waarop alle doden Zijn stem zullen horen en uit hun graf zullen komen:
wie het goede gedaan heeft staat op om te leven, wie het slechte gedaan heeft staat op om veroordeeld te worden.
Ik kan niets doen uit Mijzelf:
Ik oordeel naar wat Ik hoor, en Mijn oordeel is rechtvaardig omdat Ik Mij niet richt op wat Ik zelf wil, maar op de wil van Hem die Mij gezonden heeft.