Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.’ ‘Geloof me, ‘zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden. Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt in Geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie Hem aanbidt, moet dat doen in Geest en in waarheid.’ De vrouw zei:
‘Ik weet wel dat de Messias zal komen’ (dat betekent ‘gezalfde’), ‘wanneer Hij komt zal Hij ons alles vertellen.’ Jezus zei tegen haar:
‘Dat ben Ik, die met u spreekt.’
Op dat moment kwamen Zijn leerlingen terug, en ze verbaasden zich erover dat Hij met een vrouw in gesprek was. Toch vroeg niemand:
‘Wat wilt U daarmee?’ of ‘Waarom spreekt U met haar?’ De vrouw liet haar kruik staan, ging terug naar de stad en zei tegen de mensen daar:
‘Kom mee, er is iemand die alles van mij weet. Zou dat niet de Messias zijn?’ Toen gingen de mensen de stad uit, naar Hem toe.