Ook de zijhallen op het zuiden hadden zulke ingangen. Voor wie binnen wilde gaan, lagen alle ingangen aan het begin van het pad dat langs de beschermmuur naar het oosten liep.
De man zei tegen mij:
‘De zijhallen op het noorden en die op het zuiden, aan het plein, zijn heilige zijhallen, want daar eten de priesters, die in de nabijheid van de HEER komen, de allerheiligste offers. Daar leggen ze de allerheiligste offers neer:
de graanoffers, reinigingsoffers en hersteloffers, want die plaats is heilig. Als de priesters binnen zijn mogen ze niet vanuit het heiligdom naar de buitenhof gaan. Eerst moeten ze hun dienstkleren, die heilig zijn, in de zijhallen neerleggen. Ze moeten andere kleren aantrekken en dan mogen ze naar de plaats van het gewone volk.’
Het tempelcomplex als geheel.
Toen de man klaar was met het opmeten van het binnenste van de tempel, bracht hij mij naar de oostpoort en mat de tempel rondom op. Hij mat de oostkant met een meetstok:
500 van die meetstokken. Hij mat de noordkant:
500 stokken. Ook de zuidkant mat hij:
500 stokken. Toen kwam hij bij de westkant en hij mat 500 stokken. Zo mat hij de vier buitenzijden van de tempel, die helemaal door een muur omgeven werd. Het geheel mat 500 bij 500, en de muur vormde de afscheiding tussen wat heilig is en wat niet.