De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, opdat iedereen die gelooft, in Hem eeuwig leven heeft. Want God had de wereld zo lief dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. God heeft Zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door Hem te redden. Over wie in Hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in Hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon. Dit is het oordeel:
het Licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht. Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden. Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat Hij doet.’