Toen Jezus op Pesach in Jeruzalem was, kwamen veel mensen tot geloof in Zijn naam, omdat ze de wondertekenen zagen die Hij deed. Maar Jezus had geen vertrouwen in hen, omdat Hij hen allemaal kende, en niemand hoefde Hem iets over de mens te vertellen, want Hij wist zelf wat er in een mens omgaat.
Zo was er een Farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. ‘Rabbi, ‘zei hij, ‘wij weten dat U een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die U verricht.’ Jezus zei:
‘Waarachtig, Ik verzeker u:
alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ ‘Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?’ vroeg Nikodemus. ‘Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?’ Jezus antwoordde:
‘Waarachtig, Ik verzeker u:
niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. Wees niet verbaasd dat Ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden. De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is.’ ‘Maar hoe kan dat?’ vroeg Nikodemus. ‘Begrijpt u dit niet, ‘zei Jezus, ‘terwijl u een leraar van Israël bent? Waarachtig, Ik verzeker u:
wij spreken over wat we weten en we getuigen van wat we gezien hebben, maar jullie accepteren ons getuigenis niet. Wanneer jullie me niet geloven als Ik over aardse dingen spreek, hoe zouden jullie me dan geloven als Ik over hemelse dingen spreek? Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald:
de Mensenzoon?