Ik zal je onder Mijn herdersstaf dwingen en je houden aan de verplichtingen van ons verbond. Wie tegen Mij in opstand komen en rebelleren, zal Ik scheiden van de anderen:
Ik zal hen wegleiden uit hun ballingschap, maar niet om hen naar hun eigen land terug te brengen. Jullie zullen weten dat Ik de HEER ben.
Luister, volk van Israël! Dit zegt God, de HEER:
Loop maar achter je afgoden aan, ga daar rustig mee door als jullie niet naar Mij willen luisteren, maar Mijn heilige naam zullen jullie niet langer met je offers en afgoden ontwijden. Want alleen op Mijn heilige berg, op de verheven berg van Israël – spreekt God, de HEER – mag het volk van Israël Mij dienen, iedereen, uit het hele land. Daar zal jullie gedrag Mij met vreugde vervullen. De kostbaarste offers, het beste wat jullie te geven hebben, moet aan Mij worden gewijd. Wanneer Ik jullie heb weggeleid bij de volken waartussen jullie nu leven, zullen jullie Mij als een geurig offer met vreugde vervullen. Ik zal jullie bij elkaar brengen vanuit de landen waarover jullie nu verstrooid zijn, en zo de volken laten zien dat Ik heilig ben. Als Ik jullie naar je land breng, het land dat Ik onder ede aan je voorouders beloofd had, zullen jullie beseffen dat Ik de HEER ben. Daar zullen jullie denken aan de daden waarmee je jezelf onrein hebt gemaakt. Jullie zullen van jezelf walgen vanwege al het kwaad dat jullie hebben gedaan. En dan, volk van Israël, als Ik met jullie doe wat past bij Mijn naam en niet wat bij jullie slechte en verderfelijke daden past, zullen jullie beseffen dat Ik de HEER ben – zo spreekt God, de HEER.”’