De HEER richtte zich tot mij:

‘Stel, mensenkind, dat een heel land tegen Mij zondigt door Mij ontrouw te worden en Ik treed tegen dat land op, Ik maak het brood dat het volk staande houdt schaars, zodat het honger lijdt, en Ik roei mens en dier uit, en stel dat de volgende drie mannen in dat land wonen:

Noach, Daniël en Job – dan zullen zij met hun rechtvaardigheid alleen zichzelf redden, spreekt God, de HEER. Stel dat Ik dat land aan de wilde dieren prijsgeef, zodat het ontvolkt raakt en een woestenij wordt waar uit angst voor die dieren niemand doorheen durft te trekken, en stel dat die drie mannen daar wonen – dan geldt, zo waar Ik leef, het volgende, spreekt God, de HEER:

zelfs hun zonen en dochters kunnen ze niet redden, alleen zijzelf worden gered, en het land wordt een woestenij. Of als Ik dat land ten prooi geef aan geweld en zeg dat er een zwaard in dat land moet rondgaan om mens en dier uit te roeien, en die drie mannen wonen daar – dan geldt, zo waar Ik leef, het volgende, spreekt God, de HEER:

zelfs hun zonen en dochters kunnen ze niet redden, alleen zijzelf worden gered. Of Ik stuur in Mijn dodelijke woede de pest naar dat land om mens en dier uit te roeien, en Noach, Daniël en Job wonen daar – dan geldt, zo waar Ik leef, het volgende, spreekt God, de HEER:

niet één zoon of dochter zullen ze kunnen redden, hun rechtvaardigheid redt alleen henzelf. Dit zegt God, de HEER:

Dit alles geldt des te meer nu Ik Mijn vier straffen:

het zwaard, de honger, de wilde dieren en de pest, op Jeruzalem loslaat om er mens en dier uit te roeien! Toch zullen er mensen zijn die daaraan ontkomen:

er zullen zonen en dochters uit de stad worden weggevoerd en naar jullie toe komen. Wanneer jullie zien wat zij hebben gedaan, zullen jullie je kunnen verzoenen met het lot dat Jeruzalem heeft getroffen en begrijpen waarom Ik de stad heb gestraft. Wanneer jullie hun misdaden zien zal dat jullie troosten, omdat jullie dan zullen begrijpen dat Ik alles wat Ik met de stad heb gedaan, niet zonder reden heb gedaan – zo spreekt God, de HEER.’

Loading

Lees ook deze Berichten:

Ezechiël 20:13-25 Israël opstandig en ontrouw 2
Ezechiël 24:1-14 De kookpot 1
Ezechiël 15:1-8 Het hout van de wijnstok
Ezechiël 33:12-21 Ieder mens naar zijn daden beoor...
Ezechiël 43:1-11 De verschijning van de HEER keert...
Ezechiël 40:40-49 De nieuwe tempel 4
Ezechiël 16:14-27 Jeruzalems ontrouw 2
Ezechiël 20:1-12 Israël opstandig en ontrouw 1
Ezechiël 36:1-12 1
Ezechiël 10:1-12 1
Ezechiël 19:1-14 De leeuwin en de wijnstok
Ezechiël 41:13-26 2
Ezechiël 39:15-29 2
Ezechiël 13:1-13 1
Ezechiël 17:15-24 De adelaars en de wijnstok 2
Ezechiël 44:20-31 Toegang tot de tempel 3
Ezechiël 23:45-49 Ohola en Oholiba 4
Ezechiël 12:20-28 Een teken voor het opstandige vo...
Ezechiël 25:1-9 Profetie tegen de volken die Israë...
Ezechiël 28:1-15 1
Ezechiël 47:13-23 De grenzen van het land 2
Ezechiël 35:1-15 Profetie over het Seïrgebergte en...
Ezechiël 27:1-19 1
Ezechiël 18:23-32 Wie rechtvaardig handelt, zal le...
Ezechiël 13:14-23 2
Ezechiël 38:1-12 Gogs leger vernietigd 1
Ezechiël 16:28-40 Jeruzalems ontrouw 3
Ezechiël 12:1-10 Een teken voor het opstandige vol...
Ezechiël 4:1-10 1
Ezechiël 3:1-17 1
Ezechiël 30:1-14 1
Ezechiël 36:26-38 3
Ezechiël 23:31-44 Ohola en Oholiba 3
Ezechiël 48:23-35 3
Ezechiël 1:1-14 Ezechiël geroepen 1
Ezechiël 41:1-12 1
Ezechiël 44:1-10 Toegang tot de tempel 1
Ezechiël 34:21-31 De slechte herders en de goede h...
Ezechiël 32:1-15 1
Ezechiël 7:14-27 Het einde komt 2
Ezechiël 42:12-20 De ruimten voor de priesters 2
Ezechiël 37:15-28 Eén God, één volk, één herder 2
Ezechiël 36:13-25 2
Ezechiël 31:1-11 1
Ezechiël 1:15-28 Ezechiël geroepen 2
Ezechiël 16:41-51 Jeruzalems ontrouw 4
Ezechiël 7:1-13 Het einde komt 1
Ezechiël 23:17-30 Ohola en Oholiba 2
Ezechiël 21:1-16 Het goddelijk zwaard 1
Ezechiël 12:11-19 Een teken voor het opstandige vo...
Ezechiël 47:1-12 De rivier uit de tempel 1
Ezechiël 8:12-18 Visioen in de tempel van Jeruzale...
Ezechiël 46:12-24 2
Ezechiël 43:12-20 De verschijning van de HEER keer...
Ezechiël 45:1-12 Verdeling van de grond 1
Ezechiël 20:26-36 Israël opstandig en ontrouw 3
Ezechiël 20:37-44 Israël opstandig en ontrouw 4
Ezechiël 16:52-63 Jeruzalems ontrouw 5
Ezechiël 4:11-17 2
Ezechiël 29:1-12 Profetie tegen Egypte 1
Ezechiël 27:20-36 2
Ezechiël 6:1-10 Israël getroffen door het zwaard 1
Ezechiël 5:1-9 1
Ezechiël 5:10-17 2
Ezechiël 40:13-26 De nieuwe tempel 2
Ezechiël 21:29-37 Het goddelijk zwaard 3
Ezechiël 32:25-32 3
Ezechiël 40:27-39 De nieuwe tempel 3
Ezechiël 21:17-28 Het goddelijk zwaard 2
Ezechiël 46:1-11 1
0Shares