‘Mensenkind, het volk van Israël is Mij niet meer waard dan de slakken die overblijven wanneer koper en tin, ijzer en lood samen in een oven worden gesmolten; niets dan schuim is ervan over. Daarom – dit zegt God, de HEER:

Omdat jullie nu niet meer dan schuim zijn, breng Ik jullie in Jeruzalem bijeen. Zilver, koper, ijzer, lood, tin:

het gaat allemaal de oven in, en het vuur wordt aangeblazen om het te laten smelten. Net zo zal Ik jullie in Mijn hevige woede bijeenbrengen en jullie laten smelten in het vuur; Ik zal jullie in Jeruzalem samenbrengen, Ik zal het vuur van Mijn woede over je heen blazen zodat jullie smelten. Zoals zilver wordt gesmolten in een oven, zo zullen jullie smelten in de stad, en jullie zullen weten dat Ik, de HEER, Mijn toorn over jullie heb uitgestort.’

De HEER richtte zich tot mij:

‘Mensenkind, zeg tegen Jeruzalem:

“Je bent als een land dat niet is gereinigd; toen Ik je vervloekte, bleef de regen uit. De vorsten in de stad waren als leeuwen die grommend hun prooi verscheuren:

ze verslonden mensen, ze roofden schatten en kostbaarheden, veel vrouwen maakten ze tot weduwen. De priesters deden Mijn wetten geweld aan, wat aan Mij was gewijd ontheiligden ze, ze maakten geen onderscheid tussen wat heilig is en wat niet, ze leerden niemand het verschil tussen rein en onrein en de sabbat hielden ze niet in ere. Zo werd Mijn naam door hen ontwijd. De leiders in de stad waren als wolven die hun prooi verscheuren. Door bloed te vergieten, door mensen te gronde te richten, joegen ze hun eigen gewin na. De profeten pleisterden alles met hun witkalk dicht, hun visioenen waren bedrieglijk en hun voorspellingen vals, ze zeiden:

‘Dit zegt God, de HEER …’ – terwijl de HEER niet had gesproken. Het volk gaf zich over aan uitbuiting en diefstal, het onderdrukte de machtelozen en de armen, het buitte de vreemdelingen uit en deed hun geen recht. Ik heb gezocht naar iemand die een muur om de stad kon bouwen, die voor het land in de bres wilde springen opdat het niet zou worden vernietigd – maar zo iemand heb Ik niet gevonden. Dus vervloekte Ik hen, met het vuur van Mijn toorn vernietigde Ik hen, Ik liet hun daden op hun eigen hoofd neerkomen – zo spreekt God, de HEER.”’

Loading

Lees ook deze Berichten:

Ezechiël 45:13-25 Verdeling van de grond 2
Ezechiël 32:25-32 3
Ezechiël 23:31-44 Ohola en Oholiba 3
Ezechiël 34:21-31 De slechte herders en de goede h...
Ezechiël 36:13-25 2
Ezechiël 48:1-12 1
Ezechiël 28:16-26 2
Ezechiël 3:18-27 2
Ezechiël 39:15-29 2
Ezechiël 21:17-28 Het goddelijk zwaard 2
Ezechiël 27:1-19 1
Ezechiël 48:23-35 3
Ezechiël 40:1-12 De nieuwe tempel 1
Ezechiël 26:1-11 Profetie over Tyrus 1
Ezechiël 41:13-26 2
Ezechiël 11:1-13 1
Ezechiël 13:14-23 2
Ezechiël 25:10-17 Profetie tegen de volken die Isr...
Ezechiël 37:15-28 Eén God, één volk, één herder 2
Ezechiël 20:13-25 Israël opstandig en ontrouw 2
Ezechiël 7:14-27 Het einde komt 2
Ezechiël 14:12-23 Het lot van Jeruzalem 2
Ezechiël 29:1-12 Profetie tegen Egypte 1
Ezechiël 3:1-17 1
Ezechiël 30:1-14 1
Ezechiël 8:12-18 Visioen in de tempel van Jeruzale...
Ezechiël 26:12-21 Profetie over Tyrus 2
Ezechiël 9:1-11 1
Ezechiël 10:13-22 2
Ezechiël 21:29-37 Het goddelijk zwaard 3
Ezechiël 40:27-39 De nieuwe tempel 3
Ezechiël 35:1-15 Profetie over het Seïrgebergte en...
Ezechiël 31:1-11 1
Ezechiël 8:1-11 Visioen in de tempel van Jeruzalem...
Ezechiël 38:13-23 Gogs leger vernietigd 2
Ezechiël 39:1-14 1
Ezechiël 2:1-10
Ezechiël 23:17-30 Ohola en Oholiba 2
Ezechiël 5:1-9 1
Ezechiël 22:1-17 Oordeel over Jeruzalem 1
Ezechiël 4:1-10 1
Ezechiël 46:1-11 1
Ezechiël 40:13-26 De nieuwe tempel 2
Ezechiël 16:1-13 Jeruzalems ontrouw 1
Ezechiël 34:11-20 De slechte herders en de goede h...
Ezechiël 30:15-26 2
Ezechiël 25:1-9 Profetie tegen de volken die Israë...
Ezechiël 15:1-8 Het hout van de wijnstok
Ezechiël 33:12-21 Ieder mens naar zijn daden beoor...
Ezechiël 44:11-19 Toegang tot de tempel 2
Ezechiël 28:1-15 1
Ezechiël 47:1-12 De rivier uit de tempel 1
Ezechiël 21:1-16 Het goddelijk zwaard 1
Ezechiël 19:1-14 De leeuwin en de wijnstok
Ezechiël 45:1-12 Verdeling van de grond 1
Ezechiël 36:26-38 3
Ezechiël 36:1-12 1
Ezechiël 10:1-12 1
Ezechiël 46:12-24 2
Ezechiël 44:1-10 Toegang tot de tempel 1
Ezechiël 20:26-36 Israël opstandig en ontrouw 3
Ezechiël 42:1-11 De ruimten voor de priesters 1
Ezechiël 17:15-24 De adelaars en de wijnstok 2
Ezechiël 42:12-20 De ruimten voor de priesters 2
Ezechiël 43:12-20 De verschijning van de HEER keer...
Ezechiël 16:14-27 Jeruzalems ontrouw 2
Ezechiël 37:1-14 Een dal vol beenderen 1
Ezechiël 33:1-11 Ieder mens naar zijn daden beoord...
Ezechiël 6:1-10 Israël getroffen door het zwaard 1
Ezechiël 11:14-25 2
0Shares