De steden waar nu nog mensen wonen, zullen veranderen in ruïnes en het land wordt een woestenij. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de HEER ben.”’
Ezechiël en de andere profeten.
De HEER richtte zich tot mij:
‘Mensenkind, hoe luidt dat spreekwoord bij jullie in Israël? De dagen rijgen zich aaneen, en geen visioen komt uit? Zeg hun dit:
“Dit zegt God, de HEER:
Ik zal zorgen dat dit spreekwoord verdwijnt; het zal in Israël niet meer worden gehoord. Nog even en elk visioen komt uit. Dan zullen er in heel Israël geen bedrieglijke visioenen meer worden gezien of valse voorspellingen worden gehoord. Mijn besluit staat vast! Wat Ik, de HEER, zeg, zal gebeuren; het zal niet worden uitgesteld. Wat Ik zeg zal Ik nog tijdens jullie leven doen, opstandig volk! – zo spreekt God, de HEER.”’
De HEER richtte zich tot mij:
‘Je weet, mensenkind, wat het volk van Israël zegt:
“De visioenen van die ziener betreffen de verre toekomst, zijn profetieën gaan over verre tijden.” Zeg daarom tegen hen:
“Dit zegt God, de HEER:
Wat Ik besloten heb, zal niet worden uitgesteld! Alles wat Ik zeg, zal gebeuren! – zo spreekt God, de HEER.”’