Dit zegt God, de HEER:
Dit is de grens waarbinnen jullie het land als erfelijk bezit mogen verdelen onder de twaalf stammen van Israël – Jozef krijgt meer dan één gebied. Jullie zullen het in bezit krijgen, ieder evenveel, het land dat Ik onder ede aan je voorouders beloofd heb. Dit land zal jullie als bezit ten deel vallen.
Dit zijn de grenzen van het land. Aan de noordkant:
van de Grote Zee, over de weg naar Chetlon tot men komt bij Sedad, langs Hamat, Berota en Sibraïm, dat tussen de gebieden van Damascus en Hamat ligt, naar Chaser-Hattichon, aan de grens van Hauran. De grens loopt dus van de zee naar Chasar-Enon, op de grens met Damascus; ten noorden ligt het gebied van Hamat. Dat is de noordgrens.
Aan de oostkant loopt de grens tussen Hauran en Damascus, tussen Gilead en het land Israël, langs de Jordaan tot aan de Oostelijke Zee, en verder tot Tamar. Dat is de oostgrens.
Aan de zuidkant loopt de grens van Tamar tot aan het water bij Meribat-Kades, en dan langs de wadi naar de Grote Zee. Dat is de zuidgrens.
En aan de westkant wordt de grens gevormd door de Grote Zee, vanaf de zuidgrens tot het punt ter hoogte van Lebo-Hamat. Dat is de westkant.
De verdeling van het land.
Dit land moeten jullie onder elkaar, onder de stammen van Israël, verdelen. Verdeel het door loting onder elkaar en onder de vreemdelingen die bij jullie wonen en kinderen verwekt hebben. Die gelden als geboren Israëlieten, en net als jullie zullen ook zij bij de stammen van Israël bezit krijgen. Een vreemdeling moeten jullie zijn bezit geven bij de stam waar hij woont – spreekt God, de HEER.