Opnieuw keek ik naar de wezens, en ik zag bij elk van de vier een wiel op de grond staan, aan de voorkant. De wielen glansden alsof ze gemaakt waren van turkoois en ze hadden alle vier dezelfde vorm:

ze leken op een wiel midden in een ander wiel. Ze gingen met de vier wezens mee, zonder om te draaien. Hun velgen waren angstwekkend hoog, en elk van de vier velgen was afgezet met ogen. Als de wezens zich bewogen, gingen de wielen mee, en als de wezens opstegen van de aarde, stegen ook de wielen op. Waarheen Gods geest hen leidde, daarheen gingen de wezens:

zij volgden de geest en de wielen stegen met hen op, want een en dezelfde geest leidde de wezens en de wielen. Als de wezens zich bewogen, bewogen ook de wielen, en als ze stilstonden, stonden ook de wielen stil. Als ze van de aarde opstegen, stegen ook de wielen op; een en dezelfde geest leidde immers de wezens en de wielen.

En boven de hoofden van de wezens was een soort koepel, glinsterend als ijs, angstwekkend – deze koepel strekte zich hoog boven hun hoofden uit. Daaronder stonden ze, en hun vleugels waren uitgespreid en raakten elkaar. Hun twee andere vleugels waren toegevouwen en bedekten hun lichamen. Toen hoorde ik het geluid van hun vleugels. Het klonk als het gebulder van de zee, als de stem van de Ontzagwekkende, als het rumoer van een mensenmassa, als een dreunend leger. Als ze stilstonden vouwden ze hun vleugels weer toe. Toen hoorde ik ook een geluid boven de koepel boven hun hoofd – maar zijzelf stonden stil met toegevouwen vleugels. En boven de koepel zag ik iets dat leek op een troon van saffier, en daarboven, op die troon, zag ik een gedaante als van een mens. Vanaf wat zijn lendenen leken te zijn naar boven toe zag ik iets dat glansde als wit goud en door iets als vuur omgeven was, en naar beneden toe zag ik iets als vuur, omgeven door een stralende gloed. Zoals de boog die bij regen verschijnt in de wolken, zo zag die gloed eruit.

Dit was de aanblik van de stralende verschijning van de HEER, en toen ik dit alles zag, wierp ik me voorover op de grond. Ik hoorde een stem

Loading

Lees ook deze Berichten:

Ezechiël 7:14-27 Het einde komt 2

Ezechiël 14:1-11 1

Ezechiël 16:41-51 Jeruzalems ontrouw 4

Ezechiël 29:13-21 Profetie tegen Egypte 2

Ezechiël 20:37-44 Israël opstandig en ontrouw 4

Ezechiël 34:21-31 De slechte herders en de goede h...

Ezechiël 21:29-37 Het goddelijk zwaard 3

Ezechiël 25:10-17 Profetie tegen de volken die Isr...

Ezechiël 11:14-25 2

Ezechiël 48:23-35 3

Ezechiël 35:1-15 Profetie over het Seïrgebergte en...

Ezechiël 33:12-21 Ieder mens naar zijn daden beoor...

Ezechiël 3:1-17 1

Ezechiël 39:15-29 2

Ezechiël 32:1-15 1

Ezechiël 28:16-26 2

Ezechiël 30:15-26 2

Ezechiël 31:12-18 2

Ezechiël 34:11-20 De slechte herders en de goede h...

Ezechiël 11:1-13 1

Ezechiël 42:1-11 De ruimten voor de priesters 1

Ezechiël 10:1-12 1

Ezechiël 2:1-10

Ezechiël 32:25-32 3

Ezechiël 43:1-11 De verschijning van de HEER keert...

Ezechiël 23:1-16 Ohola en Oholiba 1

Ezechiël 12:1-10 Een teken voor het opstandige vol...

Ezechiël 4:11-17 2

Ezechiël 31:1-11 1

Ezechiël 17:1-14 De adelaars en de wijnstok 1

Ezechiël 40:27-39 De nieuwe tempel 3

Ezechiël 18:23-32 Wie rechtvaardig handelt, zal le...

Ezechiël 48:1-12 1

Ezechiël 6:11-14 Israël getroffen door het zwaard ...

Ezechiël 14:12-23 Het lot van Jeruzalem 2

Ezechiël 48:13-22 2

Ezechiël 34:1-10 De slechte herders en de goede he...

Ezechiël 6:1-10 Israël getroffen door het zwaard 1

Ezechiël 1:1-14 Ezechiël geroepen 1

Ezechiël 27:1-19 1

Ezechiël 45:1-12 Verdeling van de grond 1

Ezechiël 18:1-13 Wie rechtvaardig handelt, zal lev...

Ezechiël 36:13-25 2

Ezechiël 46:12-24 2

Ezechiël 16:1-13 Jeruzalems ontrouw 1

Ezechiël 44:20-31 Toegang tot de tempel 3

Ezechiël 47:13-23 De grenzen van het land 2

Ezechiël 16:52-63 Jeruzalems ontrouw 5

Ezechiël 22:18-31 Oordeel over Jeruzalem 2

Ezechiël 38:1-12 Gogs leger vernietigd 1

Ezechiël 22:1-17 Oordeel over Jeruzalem 1

Ezechiël 5:1-9 1

Ezechiël 41:13-26 2

Ezechiël 18:14-22 Wie rechtvaardig handelt, zal le...

Ezechiël 17:15-24 De adelaars en de wijnstok 2

Ezechiël 27:20-36 2

Ezechiël 16:28-40 Jeruzalems ontrouw 3

Ezechiël 4:1-10 1

Ezechiël 23:17-30 Ohola en Oholiba 2

Ezechiël 21:1-16 Het goddelijk zwaard 1

Ezechiël 33:22-33 Ieder mens naar zijn daden beoor...

Ezechiël 36:1-12 1

Ezechiël 13:14-23 2

Ezechiël 41:1-12 1

Ezechiël 3:18-27 2

Ezechiël 10:13-22 2

Ezechiël 45:13-25 Verdeling van de grond 2

Ezechiël 23:31-44 Ohola en Oholiba 3

Ezechiël 38:13-23 Gogs leger vernietigd 2

Ezechiël 44:11-19 Toegang tot de tempel 2

0Shares