Vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond Hij op, ging naar buiten en liep naar een eenzame plek om daar te bidden.
Maar Simon en de anderen die bij Hem waren, gingen Hem vlug achterna, en toen ze Hem gevonden hadden zeiden ze tegen Hem:
‘Iedereen is naar U op zoek!’ Toen zei Hij:
‘Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen hier in de omtrek, zodat Ik ook daar het goede nieuws kan brengen. Daarvoor ben Ik immers op weg gegaan.’
In heel Galilea bracht Hij het nieuws in de synagogen en dreef Hij demonen uit. Er kwam iemand naar Hem toe die aan huidvraat leed; hij smeekte Hem om hulp en zei, terwijl hij op zijn knieën viel:
‘Als U wilt, kunt U mij rein maken.’ Jezus kreeg medelijden, stak Zijn hand uit, raakte hem aan en zei:
‘Ik wil het, word rein.’ En meteen verdween zijn huidvraat en hij was rein. Jezus stuurde hem weg met de ernstige waarschuwing:
‘Denk erom dat u tegen niemand iets zegt, maar ga u aan de priester laten zien en breng het reinigingsoffer dat Mozes heeft voorgeschreven, als getuigenis voor de mensen.’ Maar toen de man vertrokken was, ging hij overal breeduit rondvertellen wat er gebeurd was, met als gevolg dat Jezus niet langer openlijk in een stad kon verschijnen, maar op eenzame plaatsen buiten de steden moest blijven. Toch bleven de mensen van alle kanten naar Hem toe komen.