Ze vertrokken uit die streek en reisden door Galilea, maar Hij wilde niet dat iemand dat te weten kwam, want Hij was bezig Zijn leerlingen onderricht te geven. Hij zei tegen hen:
‘De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Die zullen Hem doden, maar na drie dagen zal Hij uit de dood opstaan.’ Ze begrepen deze uitspraak niet, maar durfden Hem geen vragen te stellen.
Ze kwamen in Kafarnaüm. Toen ze in huis waren, vroeg Hij hun:
‘Waarover waren jullie onderweg aan het redetwisten?’ Ze zwegen, want ze hadden onderweg met elkaar getwist over de vraag wie van hen de belangrijkste was. Hij ging zitten en riep de twaalf bij zich. Hij zei tegen hen:
‘Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar.’ Hij pakte een kind op en zette het in hun midden neer; Hij sloeg Zijn arm eromheen en zei tegen hen:
‘Wie in Mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt niet Mij op, maar Hem die Mij gezonden heeft.’
Johannes zei tegen Hem:
‘Meester, we hebben iemand gezien die in Uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten omdat hij zich niet bij ons wilde aansluiten.’ Jezus zei:
‘Belet het hem niet. Want iemand die een wonder verricht in Mijn naam kan onmogelijk het volgende moment kwaad van Mij spreken. Wie niet tegen ons is, is voor ons. Ik verzeker je:
wie jullie een beker water te drinken geeft omdat jullie bij Christus horen, die zal zeker beloond worden.