Zoals sneeuw niet bij de zomer past, en regen niet bij de oogst, zo past eer niet bij een dwaas.
Zoals een vogel wegvliegt, zoals een zwaluw wegwiekt, zo vervliegt een ongegronde vloek.
Een zweep voor het paard, een teugel voor de ezel, een stok voor de rug van een dwaas.
Antwoord een dwaas niet met dwaasheid, word niet als hij.
Antwoord hem naar zijn dwaasheid, hij moet niet denken dat hij wijs is.
Wie een dwaas een boodschap laat bezorgen, brengt zichzelf veel schade toe, hij is als iemand die zijn eigen voeten afhakt.
Een spreuk in de mond van een dwaas is even slap als de benen van een lamme.
Wie eer geeft aan een dwaas is als iemand die de slinger om de steen knoopt.
Een spreuk in de mond van een dwaas prikt even weinig als een doorn in de hand van een dronkaard.
Wie een dwaas in dienst neemt, of een onbekende, is als een boogschutter die blindelings schiet.
Zoals een hond terugkeert naar zijn eigen braaksel, zo herkauwt een dwaas zijn dwaasheid.
Ken je iemand die zichzelf veel wijsheid toedicht? Voor een dwaas is er meer hoop dan voor hem.
Een luiaard zegt:
‘Er is een leeuw op de weg, er sluipt een leeuw in de straten.’
Zoals een deur in zijn scharnieren draait, zo draait een luiaard zich om in zijn bed.
Al heeft een luiaard zijn hand in de schaal, hij vindt het te vermoeiend om hem naar zijn mond te brengen.
Een luiaard vindt zichzelf veel wijzer dan zeven mensen met een afgewogen oordeel.