Mijn zoon, denk altijd aan mijn uitspraken, vergeet mijn woorden niet, denk altijd aan wat ik je leer, dan zul je blijven leven. Koester mijn lessen als het licht in je ogen, draag mijn woorden als een ring aan je vinger, schrijf ze in je hart. Zeg tegen Wijsheid:
‘Je bent mijn zuster, ‘noem Inzicht je vriendin. Ze behoeden je voor lichtzinnige vrouwen, voor afgedwaalde vrouwen met hun vleierij. Ik stond eens bij het raam van mijn huis, en keek uit het venster naar buiten. Ik zag daar onervaren jongens; een van hen, ontdekte ik, was zonder verstand. Hij liep door de straat, kwam bij de hoek waar zo’n vrouw woont, hij was vlak bij haar huis. Het was in de schemering, de avond viel, de nacht brak aan, duisternis verspreidde zich. En kijk, daar komt die vrouw op hem af, gekleed als een hoer, een listig karakter. Ongedurig en losbandig, als iemand die in huis geen rust vindt, loopt ze nu eens in de straten, dan weer op de pleinen, op elke straathoek staat ze op de loer. Ze grijpt de jongen vast en kust hem, schaamteloos kijkt ze hem aan.
Ze zegt:
‘Ik moest een vredeoffer brengen, vandaag heb ik mijn geloften ingelost. Daarom ben ik de deur uit gegaan, ik ging op zoek naar jou, nu heb ik je gevonden.