‘Ik kom onverwacht als een dief!’ Gelukkig is wie wakker blijft en zijn kleren aanhoudt:
hij hoeft niet naakt rond te lopen en zich voor iedereen te schamen.
Ze brachten hen bijeen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet. De zevende engel goot zijn offerschaal leeg over de lucht. Toen klonk er uit de tempel een luide stem vanaf de troon, die uitriep:
‘Het is voorbij!’ Er volgden bliksemschichten en groot geraas en donderslagen. Er kwam een zware aardbeving, zo zwaar als nog niet was voorgekomen sinds er mensen op aarde waren; verschrikkelijk was die aardbeving. De grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden van alle volken werden verwoest. Het grote Babylon moest het ontgelden:
God gaf het de beker met de wijn van Zijn hevige woede. Alle eilanden verdwenen in het niets en van de bergen was geen spoor meer te vinden. Uit de hemel vielen loodzware hagelstenen op de mensen, en de mensen lasterden God vanwege de plaag van die hagel, want het was een vreselijke plaag.