Van Johannes, aan de zeven gemeenten in Asia. Genade zij u en vrede van Hem die is, die was en die komt, en van de zeven geesten voor Zijn troon, en van Jezus Christus, de betrouwbare getuige, de eerstgeborene van de doden, de Heerser over de vorsten van de aarde. Aan Hem die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft bevrijd door Zijn bloed, die een koninkrijk uit ons gevormd heeft en ons heeft gemaakt tot priesters voor God, Zijn Vader – aan Hem komt de eer toe en de macht, tot in eeuwigheid. Amen.
Hij komt te midden van de wolken, en dan zal iedereen Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben. Alle volken op aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen.
‘Ik ben de alfa en de omega,’ zegt God, de Heer, ‘Ik ben het die is, die was en die komt, de Almachtige.’
Ik, Johannes, uw broeder, die net als u in ellende verkeer, maar ook door Jezus met u deel in het koninkrijk en in standvastigheid – ik was op het eiland Patmos omdat ik over God had gesproken en van Jezus had getuigd. Op de dag van de Heer raakte ik in vervoering. Ik hoorde achter me een luide stem, die klonk als een bazuin en die tegen me zei:
‘Schrijf alles wat je ziet in een boek en stuur dat naar de zeven gemeenten, naar Efeze, Smyrna, Pergamum, Tyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea.’ Ik draaide me om, om te zien welke stem er tegen mij sprak. Toen zag ik zeven gouden lampenstandaards, en daartussen iemand die eruitzag als een mens. Hij was gekleed in een lang gewaad en had een gouden band om Zijn borst.