En Elihu vervolgde:
‘Luister, wijzen, naar mijn woorden, jullie die alles weten, hoor wat ik zeg. Want het oor toetst de woorden, zoals het gehemelte het voedsel proeft. Laten we samen onderzoeken wat juist is, laten we met elkaar vaststellen wat goed is. Welnu, Job heeft gezegd:
“Ik sta in mijn recht, maar God heeft het mij onthouden. Ondanks mijn gelijk ga ik voor leugenaar door; een dodelijke pijl heeft mij getroffen, al heb ik niets misdaan.” Is er een tweede zoals Job, die zijn dorst met laster lest, die zich onder de onrechtplegers schaart en omgaat met wettelozen? Want hij heeft gezegd:
“Het baat de mens niet om bevriend te zijn met God.”
Jullie die zo verstandig zijn, luister dus naar mij:
het is verre van God om kwaad te doen, de Ontzagwekkende zal geen misdaad plegen. Hij vergeldt daarentegen de mens zijn daden, Hij beslist over hem naar gelang zijn doen en laten. God zal geen slechtheden begaan, de Almachtige zal het recht niet verdraaien. Wie heeft de aarde aan Hem toevertrouwd, wie heeft de hele wereld onder Zijn bevel gesteld? Als Hij Zijn aandacht alleen op zichzelf zou richten en Hij Zijn geest en adem voor zichzelf zou bewaren, dan zou al wat leeft onmiddellijk ten onder gaan en de mens zou terugkeren tot stof.
Als je ook maar iets begrijpt, luister dan; laat de woorden die ik zeg tot je doordringen. Kan wie het recht haat met macht omgord zijn? Wil je Hem veroordelen die machtig en rechtvaardig is, die tegen koningen zegt “nietswaardige!” en “goddeloze!” tegen edelen? Die geen partij kiest voor de vorsten en de rijken niet begunstigt boven de geringen, omdat zij allen het werk van Zijn handen zijn? Onverwacht sterven zij, in het diepst van de nacht; de rijke wordt opgeschrikt en het is voorbij met hem, de machtige wordt weggehaald, en niet door mensenhand.