Page 1 of 4
1 2 3 4

Job 24:1-12 Jobs antwoord op Elifaz’ derde betoog 2

Waarom kent de Ontzagwekkende de tijd van alle dingen, maar weten zij die Hem vereren nooit wanneer Hij ingrijpt? Er zijn mensen die grensstenen verplaatsen, die kudden stelen en ze weiden als de hunne. Ze drijven de ezel van de wezen weg, ze nemen van de weduwe haar os als onderpand. De armen worden van het pad gedrongen, de behoeftigen kruipen bij elkaar.

0Shares
Lees meer ...

Job 24:13-25 Jobs antwoord op Elifaz’ derde betoog 3

De goddelozen zijn de vijanden van het licht, zij willen Zijn wegen niet kennen en weigeren Zijn pad te volgen. Voor het dag wordt, staat de moordenaar op om de arme en behoeftige te doden; als een dief sluipt hij door de nacht. De echtbreker wacht de avondschemer af, hij denkt: Geen oog zal mij nu herkennen, en bedekt zijn gezicht met een masker. In het donker dringen zij de huizen binnen; na zonsopgang houden zij zich schuil om aan het daglicht te ontsnappen.

0Shares
Lees meer ...

Job 26:1-14 Jobs antwoord op Bildads derde betoog 1

Hierop antwoordde Job: ‘Heb jij dan hulp geboden aan de machteloze, heb jij de arm gesteund die het aan kracht ontbrak? Wat heb jij tegen hem gezegd die de wijsheid mist, heb jij goede raad gegeven aan de onervarenen? En wie heeft jou je woorden ingefluisterd, wiens geest spreekt door jouw mond? De schimmen worden aan het sidderen gebracht, de onderaardse wateren en hun bewoners.

0Shares
Lees meer ...

Job 27:1-23 Jobs antwoord op Bildads derde betoog 2

Job zette zijn betoog voort: ‘Ja! God heeft mij mijn recht onthouden, de Ontzagwekkende heeft mij diep verbitterd. Zolang het leven in mij ademt, zolang Gods geest mij nog doortrekt, zullen mijn lippen geen onwaarheid spreken, zal geen leugen aan mijn tong ontsnappen. Het laatst van al zal ik jullie gelijk erkennen, tot aan mijn dood houd ik mijn onschuld staande. Ik blijf bij mijn rechtschapenheid, tot het einde toe, over mijn leven heb ik mijzelf niets te verwijten. Laat men mijn vijand een goddeloze noemen, mijn tegenstander als boosdoener beschouwen. Waarop kan de misdadiger hopen, wanneer God zijn levensdraad afsnijdt en hem de stilte van de dood oplegt? Zal God zijn angstkreet horen, als hij door rampspoed wordt getroffen?

0Shares
Lees meer ...

Job 28:12-28 Over de wijsheid 2

Maar de wijsheid – waar moet je haar zoeken, en het inzicht – waar is het te vinden? Geen sterveling kent de weg erheen, de wijsheid is niet in het land der levenden. De oervloed zegt: ‘Ze is niet bij mij,’ de diepste zee: ‘Bij mij evenmin.’ De wijsheid is niet te koop voor enig goud, noch kan ze in zilver worden afgewogen. Kostbaarder is ze dan het goud van Ofir, dan de duurste onyx of saffier. Ze wordt niet geëvenaard door goud of glas, niet verworven voor schalen van het fijnste goud.

0Shares
Lees meer ...

Job 29:1-25 Slot van Jobs betoog 1

Job zette zijn betoog voort: ‘Was alles maar als in de dagen van weleer, als in de dagen dat God over mij waakte, in de tijd dat Zijn lamp boven mij scheen en mijn weg door het donker verlichtte, in de tijd dat ik de kracht van de jeugd bezat, met het vertrouwde gezelschap van God in mijn huis, toen de Ontzagwekkende met mij verkeerde en mijn kinderen bij mij waren, toen ik mijn voeten in room liet baden en voor mij een stroom van olie uit de rots opwelde. Wanneer ik naar de stadspoort ging om mijn plaats op het plein in te nemen, trokken de jongeren zich terug zodra ze me zagen, en stonden de ouderen op om mij te begroeten.

0Shares
Lees meer ...

Job 30:1-19 Slot van Jobs betoog 2

Maar nu bespotten ze mij, mannen die minder jaren tellen dan ik, zonen van vaders die zelfs de honden van mijn kudden onwaardig waren! Wat baat mij de kracht van hun handen, als al hun levenssap is weggevloeid? Onmachtig door gebrek en honger stropen ze de woestijn af, in een donker vol onheil en troosteloosheid. Ze plukken melde en bladeren van struiken, de wortels van de brem zijn hun voedsel. Ze worden uit de gemeenschap gestoten, nagejouwd als dieven, en moeten wonen op de hellingen van het dal, in holen in de grond en tussen de rotsen.

0Shares
Lees meer ...

Job 30:20-31 Slot van Jobs betoog 3

Ik roep U om hulp, maar U antwoordt niet; ik sta voor U, maar U wilt mij niet zien. U bent wreed voor mij geworden, met al Uw kracht hebt U zich tegen mij gekeerd. U tilt me op en laat me rijden op de wind, Uw woedende storm schudt mij heen en weer. Ja, ik weet dat U mij naar de dood drijft, naar het huis van samenkomst voor alle levenden. Maar keert men zich tegen een mens in nood, wanneer hij, de ondergang nabij, om hulp roept?

0Shares
Lees meer ...
Page 1 of 4
1 2 3 4