Maar de wijsheid – waar moet je haar zoeken, en het inzicht – waar is het te vinden? Geen sterveling kent de weg erheen, de wijsheid is niet in het land der levenden. De oervloed zegt:
‘Ze is niet bij mij,’ de diepste zee:
‘Bij mij evenmin.’ De wijsheid is niet te koop voor enig goud, noch kan ze in zilver worden afgewogen. Kostbaarder is ze dan het goud van Ofir, dan de duurste onyx of saffier. Ze wordt niet geëvenaard door goud of glas, niet verworven voor schalen van het fijnste goud. Vergelijk haar niet met robijnen of kristallen, een buidel wijsheid is meer waard dan parels. Topaas uit Nubië kan haar niet evenaren, ze is kostbaarder dan zuiver goud. Maar van waar stamt de wijsheid dan, en het inzicht – waar is het te vinden? De wijsheid is verborgen voor de blik der levenden, ook aan de vogels in de lucht laat ze zich niet zien. De afgrond en de dood, ze zeggen beide:
‘Onze oren kennen haar slechts bij geruchte.’ Maar God kent haar wegen en Hij weet waar ze verblijft. Want Hij ziet tot aan de randen van de aarde, onder heel de hemel ontsnapt niets aan Zijn blik. Toen Hij de kracht schiep van de winden en de wateren omgrensde, toen Hij Zijn wet oplegde aan de regen en de wegen van de donderwolken baande, zag Hij de wijsheid en Hij toetste haar, Hij peilde en doorgrondde haar. En Hij sprak tot de mens:
‘Ontzag voor de Heer – dat is wijsheid; het kwaad mijden – dat is inzicht.’