Er is een plaats waar zilver wordt gewonnen, een plaats waar goud gewassen wordt. IJzer wordt uit de aarde opgedolven en koper wordt uit erts gesmolten. De mens verdrijft de duisternis, hij dringt door tot in het binnenste der aarde, tot aan de steen van diepst verborgen donkerte. Hij hakt een schacht, daalt af in de verlatenheid, tot waar zijn voet geen steun meer vindt en hij verloren in de leegte hangt. Op de aarde schiet het koren op, maar diep in haar woelt een vuur. Daar zijn de stenen van saffier, daar is het stof van gouden korrels. De roofvogel kent niet het pad daarheen, het haviksoog ontdekt het niet. De trotse dieren zullen het nooit betreden, ook de leeuw waagt zich er niet. De mens zet het houweel in het gesteente, hij keert de bergen om vanaf hun voet. In de rotsen hakt hij tunnels uit en zijn oog ontdekt hun kostbaarheden. Hij damt de ondergrondse stromen in en brengt naar het licht wat diep verborgen is.