Toen nam Elifaz uit Teman het woord:
‘Zou een wijs man antwoorden met zoveel onverstand? Zou hij zijn binnenste vullen met niets dan lucht? Wijst hij terecht met zinloze frasen, met woorden waarmee niemand gebaat is? Daarbij tast je ook het ontzag voor God aan en verzwak je de eerbied voor Hem. Schuld geeft jou je woorden in, dwingt jou een taal te spreken die misleidt. Je eigen mond veroordeelt je, niet ik, je eigen lippen getuigen tegen je. Was jij de eerste mens die werd geboren, werd jij geschapen vóór de bergen en de heuvels? Heb jij toegeluisterd bij Gods raad en houd jij je wijsheid voor jezelf? Wat weet jij dat wij niet weten? Welk inzicht heb jij dat ons ontbreekt? Onder ons zijn oude mannen, grijsaards zelfs, die meer jaren tellen dan je vader. Is Gods troost je niet genoeg, Zijn milde woorden je te min? Waarom sleept je hartstocht je zo mee, waarom bliksemen je ogen? Dat jij je zo heftig tegen God keert en je zulke woorden laat ontvallen! Hoe kan een mens nu zuiver zijn, wie uit een vrouw geboren is, onschuldig? Zelfs in Zijn engelen stelt God geen vertrouwen, ook de hemel is niet zuiver in Zijn ogen. Hoezeer wordt dan de mens verafschuwd, die verdorven is en het kwaad als water drinkt.