Wie overwint maak Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God. Daar zal hij voor altijd blijven staan. Ik zal op hem de naam schrijven van Mijn God en van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem dat bij Mijn God vandaan uit de hemel zal neerdalen, en ook Mijn eigen nieuwe naam. Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.”
Schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea:
“Dit zegt Amen, de trouwe en betrouwbare getuige, het begin van Gods schepping:
Ik weet wat u doet, hoe u niet koud bent en niet warm. Was u maar koud of warm! Maar nu u lauw bent in plaats van warm of koud, zal Ik u uitspuwen. U zegt dat u rijk bent, dat u alles hebt wat u wilt en niets meer nodig hebt. U beseft niet hoe ongelukkig u bent, hoe armzalig, berooid, blind en naakt. Daarom raad Ik u aan:
koop van Mij goud dat in het vuur gelouterd is, en u zult rijk zijn; witte kleren om u te kleden en uw naaktheid te bedekken, zodat u zich niet meer hoeft te schamen; zalf voor uw ogen, zodat u weer kunt zien. Iedereen die Ik liefheb wijs Ik terecht en bestraf Ik. Zet u dus volledig in en breek met het leven dat u nu leidt. Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik binnenkomen, en we zullen samen eten, Ik met hem en hij met Mij.
Wie overwint zal samen met Mij op Mijn troon zitten, net zoals Ik zelf overwonnen heb en samen met Mijn Vader op Zijn troon zit. Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.”’