Wat hebben de Joden dan nog voor op anderen? Heeft het enig nut dat men besneden is? Zeer zeker, en in ieder opzicht. In de eerste plaats zijn het de Joden aan wie God Zijn woord heeft toevertrouwd. Maar wat is daarvan de zin? Wanneer sommigen van hen God ontrouw zijn geworden, zal dat dan geen einde maken aan Gods trouw? Natuurlijk niet. Ieder mens is onbetrouwbaar, maar God is betrouwbaar, zoals ook geschreven staat:
‘U blijkt rechtvaardig wanneer U rechtspreekt, U overwint wanneer U vonnist.’ Maar wanneer het onrecht dat wij doen bewijst dat God rechtvaardig is, is het dan niet zo – ik redeneer nu zoals anderen zouden doen – dat God onrechtvaardig is wanneer Hij ons toch nog veroordeelt? Dat in geen geval. Hoe kan God anders Rechter van de wereld zijn? Maar wanneer door mijn onbetrouwbaarheid Gods trouw alleen maar toeneemt en daardoor ook Zijn eer, waarom word ik dan toch nog als een zondaar veroordeeld? Kunnen we niet beter het kwade doen, opdat het goede eruit voortkomt? Er wordt gezegd dat wij dat beweren, maar wie ons zo belastert zal zijn gerechte straf niet ontlopen.
Wat betekent dit alles? Zijn we als Joden nu bevoordeeld? Niet in alle opzichten, want ik heb immers al heel duidelijk gemaakt dat allen, zowel de Joden als de andere volken, in de macht van de zonde zijn. Zo staat er ook geschreven:
‘Er is geen mens rechtvaardig, zelfs niet één, er is geen mens verstandig, er is geen mens die God zoekt. Allen hebben ze zich afgewend, heel de mensheid is verdorven. Er is geen mens die nog het goede doet, er is er zelfs niet één. Hun keel is een open graf, hun tong is bedrieglijk, achter hun lippen schuilt het gif van een adder, hun mond is vol vervloeking en venijn. Ze haasten zich om bloed te vergieten, brengen ellende en vernietiging. De weg van de vrede kennen ze niet, angst voor God kennen ze niet.’
Wij weten dat de wet in alles wat hij zegt alleen tot degenen spreekt die aan de wet zijn onderworpen. Maar uiteindelijk wordt ieder mens het zwijgen opgelegd en staat de hele wereld schuldig voor God. Daarom is voor Hem geen sterveling onschuldig omdat hij de wet naleeft, want juist de wet leert ons de zonde kennen.