Men moet ons beschouwen als dienaren van Christus, aan wie het beheer over de geheimen van God is toevertrouwd. Van iemand die deze taak vervult, wordt verlangd dat hij betrouwbaar is. Maar hoe u of een menselijke instelling over mij oordeelt interesseert me niet, en hoe ik over mezelf oordeel telt evenmin. Ik ben me weliswaar van geen kwaad bewust, maar dat betekent niet dat mij niets ten laste kan worden gelegd. Het is de Heer die over mij oordeelt. Houd dus op te oordelen en wacht de tijd af dat de Heer komt, omdat Hij het is die aan het licht zal brengen wat in het duister verborgen is en zal onthullen wat de mensen heimelijk beweegt. En dan zal God het zijn die ieder de lof geeft die hem toekomt.

Broeders en zusters, ik heb hiervoor over Apollos en mijzelf gesproken. Dat heb ik gedaan omwille van u. U moet namelijk uit ons voorbeeld deze regel leren:

houd u aan wat geschreven staat. U mag uzelf niet belangrijk maken door de een te verheerlijken boven de ander. Wie denkt u dat u bent? Bezit u ook maar iets dat u niet geschonken is? Alles is u geschonken, dus waarom schept u dan op alsof u het zelf verworven hebt? Maar natuurlijk – u bent al helemaal verzadigd, u bent al rijk, u bent al koningen geworden zonder ons. Was u maar koningen geworden, dan zouden wij het ook zijn. Maar volgens mij heeft God ons, apostelen, de laagste plaats toegewezen, alsof we ter dood veroordeeld zijn. We zijn voor heel de wereld, zowel voor engelen als mensen, een schouwspel geworden. Wij zijn dwaas omwille van Christus, terwijl u dankzij Christus zo geweldig wijs bent; wij zijn zwak, terwijl u zo geweldig sterk bent; u staat enorm in aanzien, terwijl wij worden veracht. Tot op de dag van vandaag lijden we honger en dorst, hebben we nauwelijks kleren, worden we mishandeld, zijn we dakloos, zwoegen we voor ons eigen brood. Worden we bespot, dan zegenen we; worden we vervolgd, dan verdragen we het; worden we beledigd, dan antwoorden we vriendelijk. Tot op dit ogenblik zijn wij het uitschot van de wereld, het uitvaagsel van de mensheid.

Loading

Lees ook deze Berichten:

1 Korintiërs 9:1-14 De vrijheid van de apostelen 1
1 Korintiërs 1:10-17 Verdeeldheid in de gemeente
1 Korintiërs 14:13-25 Profetie en klanktaal 2
1 Korintiërs 5:1-13 Misstanden in de gemeente 1
1 Korintiërs 6:12-20 Misstanden in de gemeente 3
1 Korintiërs 15:1-19 De opstanding van de doden 1
1 Korintiërs 3:1-9 Het apostelschap en de gemeente...
1 Korintiërs 11:2-16 De hoofdbedekking van de vrou...
1 Korintiërs 8:1-13 Heidens offervlees
1 Korintiërs 1:18-31 De ware wijsheid 1
1 Korintiërs 14:1-12 Profetie en klanktaal 1
1 Korintiërs 16:13-24 Reisplannen en groeten 2
1 Korintiërs 1:1-9 De eerste brief aan de Korintië...
1 Korintiërs 15:50-58 De opstanding van de doden 4
1 Korintiërs 11:17-34 De viering van de maaltijd v...
1 Korintiërs 7:1-16 De gehuwde en de ongehuwde sta...
1 Korintiërs 10:23-33-11:1 Het juiste gebruik van ...
1 Korintiërs 3:10-23 Het apostelschap en de gemeen...
1 Korintiërs 9:15-27 De vrijheid van de apostelen ...
1 Korintiërs 12:1-17 Vele gaven, één Geest 1
1 Korintiërs 15:20-34 De opstanding van de doden 2
1 Korintiërs 15:35-49 De opstanding van de doden 3
1 Korintiërs 13:1-13 De liefde
1 Korintiërs 14:26-40 Profetie en klanktaal 3
1 Korintiërs 6:1-11 Misstanden in de gemeente 2
1 Korintiërs 10:1-13 Israël als voorbeeld 1
1 Korintiërs 12:18-31 Vele gaven, één Geest 2
1 Korintiërs 10:14-22 Israël als voorbeeld 2
1 Korintiërs 2:1-16 De ware wijsheid 2
1 Korintiërs 7:17-28 De gehuwde en de ongehuwde st...
1 Korintiërs 16:1-12 Reisplannen en groeten 1
1 Korintiërs 4:14-21 Het apostelschap en de gemeen...
1 Korintiërs 7:29-40 De gehuwde en de ongehuwde st...
0Shares