Toen de mannen weer verdergingen, lieten ze hun blik op Sodom rusten. Abraham liep met hen mee om hun uitgeleide te doen. De HEER dacht:
Waarom zou Ik voor Abraham geheimhouden wat Ik van plan ben? Uit Abraham zal immers een groot en machtig volk voortkomen, en alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als hij. Want Ik heb hem uitgekozen, hij moet zijn zonen en zijn verdere nakomelingen voorhouden de weg te volgen die Ik wijs, door rechtvaardig en goed te handelen. Alleen dan zal Ik verwezenlijken wat Ik Abraham heb toegezegd. Daarom zei de HEER:
‘Er zijn ernstige beschuldigingen geuit tegen Sodom en Gomorra, hun zonden zijn ongehoord groot. Ik zal ernaartoe gaan om te zien of de klachten die Ik over hen heb gehoord gegrond zijn en zij verwoesting over zich hebben afgeroepen. Dat wil Ik weten.’
Toen gingen de twee mannen weg, naar Sodom, terwijl Abraham bij de HEER bleef staan.