Toen het geld in Egypte en Kanaän op was, kwamen de Egyptenaren weer bij Jozef. ‘Geef ons te eten,’ zeiden ze. ‘U kunt ons toch niet voor uw ogen laten sterven nu we geen geld meer hebben?’ Jozef antwoordde:

‘Als u geen geld meer hebt, geef me dan uw vee, dan krijgt u in ruil daarvoor eten.’ Dus brachten ze hun vee naar Jozef, en hij gaf hun voedsel in ruil voor hun paarden, schapen, geiten, runderen en ezels. Zo voorzag hij hen dat jaar van voedsel in ruil voor hun vee.

Een jaar later kwamen ze weer bij hem. Ditmaal zeiden ze:

‘We hoeven u niet te zeggen, heer, dat we nu al ons geld en al ons vee aan u hebben gegeven. We hebben u niets anders meer te bieden dan ons lichaam en onze akkers. Laat ons en onze akkers niet voor uw ogen ten onder gaan. Koop ons en onze grond in ruil voor eten; dan krijgt de farao de beschikking over onszelf en onze grond. En geeft u ons ook zaad, dan kunnen we tenminste in leven blijven en hoeven de akkers niet te verwilderen.’ Jozef kocht alle akkergrond van Egypte voor de farao op, want alle Egyptenaren verkochten hun akker, zo erg hadden ze onder de hongersnood te lijden. Zo kwam al het land in bezit van de farao. En in alle delen van Egypte maakte Jozef het volk tot slaaf. Alleen de grond van de priesters kocht hij niet op, want de priesters kregen een vaste toelage van de farao en zij konden van dat inkomen leven; daarom hoefden zij hun grond niet te verkopen. Jozef zei tegen het volk:

‘Nu heb ik uzelf en uw grond voor de farao gekocht. Hier hebt u zaad; zaai de akkers daarmee in. Van de opbrengst moet u voortaan een vijfde deel aan de farao afstaan. Vier vijfde is voor u; dat kunt u gebruiken als zaaigoed en als voedsel voor uzelf, uw kinderen en uw verdere familieleden.’ Ze antwoordden:

‘U hebt ons leven gered. Als u het zo wilt, heer, zullen wij de farao voortaan als slaaf dienen.’ Jozef legde in een wet vast (en die wet is nog altijd van kracht) dat een vijfde van de opbrengst van de Egyptische akkers voor de farao was. Alleen de grond van de priesters werd geen eigendom van de farao.

Zo gingen de Israëlieten in Egypte wonen, in Gosen. Ze verwierven er bezittingen, ze kregen kinderen en breidden zich sterk uit.

Loading

Lees ook deze Berichten:

Genesis 44:24-34 Jozefs broers opnieuw in Egypte 6
Genesis 36:20-30 Nakomelingen van Esau 2
Genesis 15:12-21 Abrams visioen 2
Genesis 26:12-22 Isaak en Rebekka in Gerar 2
Genesis 29:1-14 Jakob bij Laban 1
Genesis 48:13-22 Jakobs levenseinde 3
Genesis 20:8-18 Abraham en Sara bij Abimelech 2
Genesis 37:12-25 Jozef verkocht en naar Egypte geb...
Genesis 32:23-33 Jakob oog in oog met Esau 3
Genesis 41:1-16 De droom van de farao 1
Genesis 24:45-57 Een vrouw voor Isaak 4
Genesis 25:1-11 Abrahams levenseinde
Genesis 50:15-21 Jakobs levenseinde 7
Genesis 40:16-23 De dromen van schenker en bakker ...
Genesis 46:1-15 Jakob met al zijn nakomelingen naa...
Genesis 23:10-20 Koop van een familiegraf 2
Genesis 7:17-24 Noach 3
Genesis 10:21-32 Nakomelingen van Noachs zonen 2
Genesis 21:14-21 Isaak en Ismaël 2
Genesis 33:1-11 Jakob oog in oog met Esau 4
Genesis 36:31-43 Nakomelingen van Esau 3
Genesis 21:1-13 Isaak en Ismaël 1
Genesis 26:1-11 Isaak en Rebekka in Gerar 1
Genesis 5:21-32 Van Adam tot Noach 2
Genesis 22:1-14 Abraham op de proef gesteld 1
Genesis 50:1-14 Jakobs levenseinde 6
Genesis 26:23-33 Isaak en Rebekka in Gerar 3
Genesis 4:17-26 Adams zonen 2
Genesis 2:15-25 De tuin van Eden 2
Genesis 28:1-9 Jakob ontneemt Esau de zegen 5
Genesis 31:17-30 Jakob bij Laban 8
Genesis 7:1-16 Noach 2
Genesis 28:10-22 Jakobs droom in Betel
Genesis 30:1-18 Jakob bij Laban 4
Genesis 2:5-14 De tuin van Eden 1
Genesis 30:33-43 Jakob bij Laban 6
Genesis 24:1-14 Een vrouw voor Isaak 1
Genesis 43:26-34 Jozefs broers opnieuw in Egypte 3
Genesis 14:1-13 Lot door Abram bevrijd 1
Genesis 11:1-9 Babel
Genesis 44:14-23 Jozefs broers opnieuw in Egypte 5
Genesis 24:31-44 Een vrouw voor Isaak 3
Genesis 49:1-15 Jakobs levenseinde 4
Genesis 3:14-24 De tuin van Eden 4
Genesis 42:18-28 Jozefs broers in Egypte 2
Genesis 39:21-23 De dromen van schenker en bakker ...
Genesis 27:1-19 Jakob ontneemt Esau de zegen 2
Genesis 38:24-30 Juda en Tamar 3
Genesis 42:29-38 Jozefs broers in Egypte 3
Genesis 45:1-9 Jozefs broers opnieuw in Egypte 7
Genesis 19:27-38 Sodom en Gomorra 6
Genesis 8:15-22 Noach 5
Genesis 50:22-26 Jozefs dood
Genesis 41:34-46 De droom van de farao 3
Genesis 18:23-33 Sodom en Gomorra 3
Genesis 24:15-30 Een vrouw voor Isaak 2
Genesis 12:10-20-13:1 Abram en Sarai in Egypte
Genesis 1:1-19 De schepping van hemel en Aarde 1
Genesis 27:34-46 Jakob ontneemt Esau de zegen 4
Genesis 23:1-9 Koop van een familiegraf 1
Genesis 9:18-29 Noach 7
Genesis 39:1-8 Jozef en de vrouw van Potifar 1
Genesis 48:1-12 Jakobs levenseinde 2
Genesis 29:31-35 Jakob bij Laban 3
Genesis 34:13-24 Dina en Sichem 3
Genesis 31:1-16 Jakob bij Laban 7
Genesis 35:1-15 Jakob opnieuw in Betel 1
Genesis 1:20-31 De schepping van hemel en Aarde 2
Genesis 36:1-19 Nakomelingen van Esau 1
Genesis 41:17-33 De droom van de farao 2
0Shares