Dan zal men niet meer zeggen: “Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden,” maar zal wie zondigt om zijn eigen zonden sterven. Wanneer iemand onrijpe druiven eet, zullen zijn eigen tanden stroef worden. De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit, een ander verbond dan Ik met hun voorouders sloot toen Ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte weg te leiden. Zij hebben dat verbond verbroken, hoewel ze Mij toebehoorden – spreekt de HEER. Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER:
Lees meer ...Jeremia 32:1-12 De akker in Anatot 1
In het tiende regeringsjaar van koning Sedekia van Juda (het achttiende regeringsjaar van Nebukadnessar, de koning van Babylonië) richtte de HEER zich tot Jeremia. De troepen van Nebukadnessar belegerden Jeruzalem en de profeet Jeremia zat gevangen in het kwartier van de wacht, dat tot het paleis van de koning van Juda behoorde. Koning Sedekia had hem daar gevangengezet omdat hij had geprofeteerd: ‘Dit zegt de HEER: Ik geef deze stad in handen van de koning van Babylonië; hij zal haar innemen. Koning Sedekia van Juda zal niet aan de Chaldeeën ontsnappen, maar aan de koning van Babylonië worden uitgeleverd.
Lees meer ...Jeremia 32:13-25 De akker in Anatot 2
In hun bijzijn gaf ik Baruch de volgende opdracht: “Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Stop deze contracten, zowel het gesloten als het open contract, in een kruik; dan blijven ze lange tijd in goede staat. Want dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Eens zullen in dit land opnieuw akkers, huizen en wijngaarden worden gekocht.” Nadat ik het koopcontract aan Baruch, de zoon van Neria, gegeven had, bad ik tot de HEER: “Ach HEER, mijn God, U hebt met Uw grote kracht, met Uw machtige arm, de hemel en de aarde gemaakt. Voor U is niets onmogelijk.
Lees meer ...Jeremia 32:26-35 De akker in Anatot 3
Hierop richtte de HEER zich tot Jeremia: ‘Ik ben de HEER, de God van al wat leeft. Is er ook maar iets dat voor Mij onmogelijk is? Dit zegt de HEER: Ik geef deze stad in handen van de Chaldeeën, koning Nebukadnessar van Babylonië zal haar innemen. De Chaldeeën, die de stad bestormen, zullen haar binnendringen en haar platbranden: alle huizen waar de Israëlieten op de daken voor Baäl wierook hebben gebrand en aan andere goden wijnoffers hebben gebracht.
Lees meer ...Jeremia 32:36-44 De akker in Anatot 4
Maar toch – dit zegt de HEER, de God van Israël, over deze stad, waarover jullie zeggen: “Door het zwaard, de honger en de pest valt ze de koning van Babylonië in handen”: Ik zal de inwoners samenbrengen uit alle landen waarheen Ik ze in Mijn grote woede en toorn verdreven heb, ze terugbrengen naar deze stad en ze er in vrede laten wonen. Zij zullen Mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn.
Lees meer ...Jeremia 33:1-11 Belofte van herstel 1
De HEER richtte zich voor de tweede maal tot Jeremia, die nog steeds in het kwartier van de paleiswacht gevangen zat: ‘Dit zegt de HEER, die de aarde heeft gemaakt, die haar heeft gevormd en gegrondvest, wiens naam is HEER: Roep Mij aan, en Ik zal je antwoorden, Ik zal je grote, wonderlijke dingen bekendmaken, dingen die je volkomen onbekend zijn. Dit zegt de HEER, de God van Israël, over de huizen van deze stad en het paleis van de koningen van Juda, die worden afgebroken om een bolwerk op te werpen tegen de belegeringswallen en het aanvalsgeweld,
Lees meer ...Jeremia 33:12-21 Belofte van herstel 2
Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Er zullen in dit verwoeste land, waar mens noch dier meer leeft, rond alle steden weiden zijn, waar de herders hun schapen en geiten zullen laten rusten. In de steden van het bergland, het heuvelland en de Negev, in het gebied van Benjamin, in de omgeving van Jeruzalem en rond de steden van Juda zullen de schapen onder de tellende hand van de herder doorgaan – zegt de HEER.
Lees meer ...Jeremia 33:22-26 Belofte van herstel 3
Ontelbaar zijn de sterren aan de hemel en de zandkorrels aan de zee, even ontelbaar zal Ik de nakomelingen maken van Mijn dienaar David en van de Levieten die Mij dienen.’ De HEER richtte zich tot Jeremia:
Lees meer ...Jeremia 34:1-11 Profetie over het einde van Sedekia 1
De HEER richtte de volgende woorden tot Jeremia, toen koning Nebukadnessar van Babylonië met heel zijn leger en de troepen van alle koninkrijken en volken die hij onderworpen had, de aanval had ingezet op Jeruzalem en de omliggende steden: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ga naar koning Sedekia van Juda en zeg tegen hem: Dit zegt de HEER: Ik geef deze stad in handen van de koning van Babylonië, die haar in vlammen zal doen opgaan. Ook jij zult niet aan hem ontkomen, maar gevangengenomen worden en aan hem worden uitgeleverd. Je zult oog in oog met hem komen te staan en persoonlijk met hem spreken. Daarna word je naar Babel gevoerd.
Lees meer ...Jeremia 34:12-22 Profetie over het einde van Sedekia 2
Toen richtte de HEER zich tot Jeremia: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Nadat Ik jullie voorouders uit de slavernij in Egypte had bevrijd, sloot Ik een verbond met hen, waarin Ik bepaalde: “Elk zevende jaar moeten jullie de Hebreeuwse mannen en vrouwen die zich als slaaf aan jullie verkocht hebben, vrijlaten. Zij moeten jullie zes jaar dienen, daarna moeten jullie hun de vrijheid teruggeven.” Maar jullie voorouders luisterden niet naar Mij, ze hebben Mij niet gehoorzaamd. Dat deden jullie aanvankelijk wel. Door een algehele vrijlating af te kondigen hebben jullie gedaan wat goed is in Mijn ogen. Jullie zijn ten overstaan van Mij, in de tempel waaraan Mijn naam verbonden is, die verplichting aangegaan.
Lees meer ...