Israël keert zich af van de HEER en Zijn profeet. Dit zegt de HEER: Vraag aan alle volken: Wie heeft zoiets ooit gehoord? Wat Israël heeft gedaan – afschuwelijk! Verdwijnt de sneeuw ooit van de rotsen van de Libanon? Droogt koud en stromend water uit een verre bron ooit op? Maar Mijn volk is Mij vergeten, het brandt wierook voor nietswaardige goden, die het lieten struikelen op van oudsher vertrouwde wegen, het op ongebaande paden lieten gaan. Zo werd het land een woestenij, een voorwerp van blijvende afschuw. Ieder die voorbijkomt huivert, schudt vol ontzetting het hoofd.
Lees meer ...Jeremia 19:1-8 De stukgeslagen kruik 1
Dit zei de HEER: ‘Koop een aarden kruik en ga met enkele oudsten van het volk en van de priesters de stad uit. Ga naar het Hinnomdal bij de Schervenpoort en verkondig daar wat Ik je zeg: Luister naar de woorden van de HEER, koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem. Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Ik zal zulk onheil over deze stad brengen dat de oren van wie ervan hoort zullen tuiten.
Lees meer ...Jeremia 19:9-15 De stukgeslagen kruik 2
Sla in aanwezigheid van de mannen die je vergezellen de kruik stuk en zeg tegen hen: Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Zo zal Ik dit volk en deze stad stukslaan. Zoals iemand een kruik aan stukken slaat, zo zal Ik Tofet treffen – onherstelbaar. Omdat er nergens anders plaats meer is, zullen ze hun doden zelfs in dit dal begraven.
Lees meer ...Jeremia 20:1-9 1
Toen de priester Paschur, de zoon van Immer, hoofdopzichter van de tempel, Jeremia dit hoorde profeteren, liet hij de profeet stokslagen geven en hem in de hoge Benjaminpoort bij de tempel in het blok sluiten. Toen Paschur hem de volgende dag uit het blok haalde, zei Jeremia tegen hem: ‘De HEER noemt jou niet langer Paschur, maar Magor-Missabib. Want dit zegt de HEER: Ik maak jou voor jezelf en je vrienden tot een bron van paniek; zij zullen door hun vijanden worden omgebracht en jij zult het moeten aanzien.
Lees meer ...Jeremia 20:10-18 2
Want de mensen bauwen mij na: “Overal paniek! Overal paniek! Roep het, dan vertellen wij het verder.” Al mijn vrienden zijn uit op mijn val: “Misschien laat hij zich verleiden, dan krijgen wij hem in onze greep, dan wreken wij ons op hem.” Maar de HEER staat mij ter zijde als een machtig krijgsman. Daarom komen mijn belagers ten val, ze krijgen mij niet in hun greep. Ze zullen diep worden beschaamd, ze zullen hun doel niet bereiken.
Lees meer ...Jeremia 21:1-9 Verzoek van koning Sedekia 1
De HEER richtte zich tot Jeremia, nadat koning Sedekia Paschur, de zoon van Malkia, en de priester Sefanja, de zoon van Maäseja, naar hem toe gestuurd had. Ze zeiden tegen Jeremia: ‘Nu koning Nebukadnessar van Babylonië ons aanvalt, willen wij u vragen de HEER voor ons te raadplegen. Misschien zal Hij opnieuw wonderdaden verrichten en zal de vijand het beleg opbreken.’
Lees meer ...Jeremia 21:10-14 Verzoek van koning Sedekia 2
Want Ik heb Mij tegen deze stad gekeerd: Ik zal haar niet redden, maar ten onder laten gaan – spreekt de HEER. Ze zal de koning van Babylonië in handen vallen en hij zal haar in vlammen doen opgaan.’ Profetieën over de koningen van Juda. Over het koningshuis van Juda.
Lees meer ...Jeremia 22:1-10 1
Dit zei de HEER: ‘Ga naar het paleis van de koning van Juda en breng hem deze boodschap: Luister naar de woorden van de HEER, koning van Juda. U die op de troon van David zit, luister, samen met uw hovelingen en uw onderdanen, die door deze poorten naar binnen gaan. Dit zegt de HEER: Handhaaf recht en gerechtigheid, red wie beroofd werd uit de handen van zijn onderdrukker, buit vreemdelingen, weduwen en wezen niet uit, pleeg geen geweld tegen hen, vergiet in deze stad geen onschuldig bloed.
Lees meer ...Jeremia 22:11-20 2
Dit zegt de HEER over koning Sallum van Juda, die zijn vader Josia is opgevolgd: Hij heeft deze stad verlaten en zal niet meer terugkeren. Sallum zal sterven in het land waarheen hij verbannen werd; dit land zal hij niet terugzien. Wee hem die zijn huis op onrechtvaardigheid bouwt, die de bovenvertrekken met onrecht schraagt, die anderen voor zich laat werken maar hun geen loon betaalt, die zegt:
Lees meer ...Jeremia 22:21-30 3
Ik sprak tot jou toen jij je veilig waande, maar je zei: “Ik luister niet.” Zo ben je al vanaf je jeugd, nooit heb je naar Mij geluisterd. De wind zal al je herders hoeden, al je minnaars gaan in ballingschap. Ja, dan word je beschaamd en sta je te schande vanwege je kwalijke praktijken. Jij die zetelt op de Libanon, in cederbomen nestelt, wat zul je zuchten en kreunen, zoals een vrouw in barensnood.
Lees meer ...