In het vierde regeringsjaar van koning Jojakim van Juda, de zoon van Josia, richtte de HEER zich tot Jeremia: ‘Neem een boekrol en schrijf daarin alles wat Ik je gezegd heb over Israël, Juda en de andere volken sinds Ik in de tijd van koning Josia voor het eerst tot je sprak. Misschien laten de Judeeërs tot zich doordringen met wat voor onheil Ik hen wil treffen en breken ze met hun kwalijke praktijken. Dan zal Ik hun wandaden en zonden vergeven.’ Op verzoek van Jeremia schreef Baruch, de zoon van Neria, alle woorden van de HEER die Jeremia hem dicteerde in een boekrol. Jeremia zei tegen hem: ‘Nu men mij belet om in de tempel van de HEER te komen, moet jij ernaartoe gaan.
Lees meer ...Jeremia 36:13-25 Jeremia’s boekrol voorgelezen en verbrand 2
Micha vertelde hun wat hij Baruch in het openbaar uit de boekrol had horen voorlezen. Hierop stuurden de raadsheren Jehudi, de zoon van Netanja, de zoon van Selemja, de zoon van Kusi, naar Baruch, de zoon van Neria, om hem te zeggen dat hij met de rol die hij voorgelezen had, bij de raadsheren moest komen. Baruch kwam met de rol naar hen toe. ‘Neemt u plaats,’ zeiden ze, ‘en lees ons de rol voor.’ Baruch deed wat ze vroegen. Toen ze alles gehoord hadden, keken ze elkaar verbijsterd aan.
Lees meer ...Jeremia 36:26:32 Jeremia’s boekrol voorgelezen en verbrand 3
Hij beval Jerachmeël, een lid van de koninklijke familie, Seraja, de zoon van Azriël, en Selemja, de zoon van Abdiël, om de schrijver Baruch en de profeet Jeremia gevangen te nemen. Maar de HEER gaf hun een schuilplaats. Nadat de koning de rol met alles wat Jeremia aan Baruch had gedicteerd, verbrand had, richtte de HEER zich tot Jeremia: ‘Neem een nieuwe rol en schrijf daarin alles wat in de eerste rol stond, die koning Jojakim van Juda heeft verbrand.
Lees meer ...Jeremia 37:1-10 Jeremia’s gevangenschap 1
Koning Nebukadnessar van Babylonië liet Jechonja, de zoon van Jojakim, als koning van Juda opvolgen door Sedekia, de zoon van Josia. Noch Sedekia, noch zijn hof, noch het volk luisterde naar de woorden van de HEER, die Hij bij monde van de profeet Jeremia sprak. Op een dag stuurde koning Sedekia Juchal, de zoon van Selemja, en de priester Sefanja, de zoon van Maäseja, naar de profeet Jeremia met het verzoek:
Lees meer ...Jeremia 37:11-21 Jeremia’s gevangenschap 2
Toen de farao met zijn leger in aantocht was en de Chaldese troepen van Jeruzalem wegtrokken, probeerde Jeremia de stad ongemerkt, tussen de mensen, te verlaten om naar het gebied van Benjamin te gaan. Maar in de Benjaminpoort werd hij gearresteerd door de officier van de wacht, Jiria, de zoon van Selemja, de zoon van Chananja. ‘U wilt naar de Chaldeeën overlopen,’ zei hij. ‘Dat is niet waar,’ antwoordde Jeremia, ‘ik wil niet overlopen.’ Maar Jiria geloofde hem niet, greep hem vast en bracht hem naar de raadsheren.
Lees meer ...Jeremia 38:1-10 1
Sefatja, de zoon van Mattan, Gedalja, de zoon van Paschur, Juchal, de zoon van Selemja, en Paschur, de zoon van Malkia, hoorden dat Jeremia de mensen bleef toespreken: ‘Dit zegt de HEER: Wie in deze stad blijven, zullen sterven door het zwaard, de honger en de pest, maar wie zich overgeven aan de Chaldeeën zullen het er levend afbrengen. Dit zegt de HEER: Deze stad wordt in handen gegeven van de koning van Babylonië en zijn leger; hij zal haar innemen.’
Lees meer ...Jeremia 38:11-18 2
Ebed-Melech riep toen dertig man bij elkaar en ging naar de kelder van het magazijn van het koninklijk paleis, waar hij wat versleten kleren en oude lappen haalde. Hij liet deze aan touwen naar Jeremia in de put zakken en zei tegen hem: ‘Stop die kleren en lappen onder uw oksels en haal de touwen eronderdoor.’ Jeremia deed wat hij zei, en zo trokken ze hem uit de put omhoog. Vanaf dat moment verbleef hij weer in het kwartier van de paleiswacht.
Lees meer ...Jeremia 38:19-28 3
Koning Sedekia zei: ‘Ik ben bang voor de Judeeërs die naar de Chaldeeën zijn overgelopen. Als ik aan hen word uitgeleverd, zullen ze me martelen.’ ‘Dat zal niet gebeuren,’ antwoordde Jeremia. ‘Luister toch naar de HEER, in wiens naam ik tot u spreek, dan loopt het goed met u af en blijft u in leven. Maar als u weigert u over te geven, zal gebeuren wat de HEER mij heeft laten zien: Alle vrouwen die nog in uw paleis overgebleven zijn, zullen naar de bevelhebbers van de koning van Babylonië worden gevoerd, terwijl ze zeggen:
Lees meer ...Jeremia 39:1-9 Jeremia vrijgelaten 1
Toen Jeruzalem ingenomen werd – in het negende regeringsjaar van koning Sedekia van Juda, in de tiende maand, kwam koning Nebukadnessar van Babylonië met heel zijn leger bij Jeruzalem aan en sloeg het beleg voor de stad; en op de negende dag van de vierde maand van het elfde regeringsjaar van Sedekia werd er een bres in de stadsmuur geslagen -, namen de aanvoerders van de koning van Babylonië plaats in de Middenpoort: rabmag Nergal-Sareser uit Simmagir, rabsaris Nebusarsechim en de overige aanvoerders van de koning van Babylonië.
Lees meer ...Jeremia 39:10-18 Jeremia vrijgelaten 2
Slechts een deel van de armsten van het volk, die niets bezaten, liet Nebuzaradan in Juda achter. Aan hen gaf hij de wijngaarden en de akkers. Met betrekking tot Jeremia gaf koning Nebukadnessar van Babylonië aan Nebuzaradan, de commandant van zijn lijfwacht, de volgende opdracht: ‘Neem hem onder je hoede, doe hem geen kwaad, maar willig zijn wensen in.’ Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht,
Lees meer ...