Chananja nam toen het juk van Jeremia’s nek, brak het in stukken en zei ten overstaan van allen die daar waren: ‘Dit zegt de HEER: Zo zal Ik binnen twee jaar het juk van koning Nebukadnessar van Babylonië van alle volken afnemen en in stukken breken.’ Hierop verliet Jeremia de tempel. Enige tijd later richtte de HEER zich tot Jeremia:
Lees meer ...Jeremia 29:1-13 Jeremia’s brief aan de ballingen 1
Hier volgt de brief die de profeet Jeremia vanuit Jeruzalem heeft gestuurd aan de overgebleven oudsten onder de ballingen, aan de priesters, de profeten en alle anderen die Nebukadnessar vanuit Jeruzalem naar Babel had gevoerd. Hij schreef deze brief toen koning Jechonja, de koningin-moeder, de hovelingen, de leiders van Jeruzalem en Juda en de smeden en wapenmakers al uit Jeruzalem waren weggevoerd. Hij liet hem bezorgen door Elasa, de zoon van Safan, en Gemarja, de zoon van Chilkia, de gezanten die namens koning Sedekia van Juda naar koning Nebukadnessar in Babel reisden. De brief had de volgende inhoud:
Lees meer ...Jeremia 29:14-21 Jeremia’s brief aan de ballingen 2
Ik zal me door jullie laten vinden – spreekt de HEER – en Ik zal in je lot een keer brengen. Ik zal jullie samenbrengen uit alle volken en plaatsen waarheen Ik je verbannen heb – spreekt de HEER – en je laten terugkeren naar Jeruzalem, waaruit Ik je heb laten wegvoeren. Misschien zeggen jullie: “De HEER heeft ons toch ook in Babel profeten gegeven?” Maar dit zegt de HEER over de koning die op de troon van David zit en over de hele bevolking van Jeruzalem, je volksgenoten die niet met jullie in ballingschap zijn gegaan, dit zegt de HEER van de hemelse machten:
Lees meer ...Jeremia 29:22-32 Jeremia’s brief aan de ballingen 3
En alle Judese ballingen in Babel zullen aan hun lot een vloek ontlenen: “Moge de HEER het je laten vergaan als Sedekia en Achab, die de koning van Babylonië boven het vuur geroosterd heeft.” Want ze hebben iets gedaan dat in Israël een schanddaad is: ze hebben overspel gepleegd met de vrouw van een ander en in Mijn naam leugens geprofeteerd, woorden die Ik hun niet heb opgedragen te spreken. Ik heb het gezien, Ik was er getuige van – spreekt de HEER.’ De HEER richtte zich tot Jeremia met de opdracht om Semaja, de Nechelamiet, het volgende te zeggen:
Lees meer ...Jeremia 30:1-12 Hoop voor Israël en Juda 1
De HEER richtte de volgende woorden tot Jeremia: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Schrijf alle dingen die Ik je heb gezegd in een boekrol. Want de dag zal komen – zegt de HEER – dat Ik het lot van Mijn volk Israël en van Juda ten goede keer, dat Ik hen terugbreng naar het land dat Ik hun voorouders gegeven heb en dat zij het in bezit zullen nemen – spreekt de HEER.’ Hier volgen de woorden die de HEER tot Israël en Juda sprak. ‘Dit zegt de HEER: Ik hoor geschreeuw van ontzetting, kreten van angst en paniek.
Lees meer ...Jeremia 30:13-24 Hoop voor Israël en Juda 2
Geen mens verzorgt je zweren, je wonden groeien nooit meer dicht. Je minnaars zijn je vergeten, ze kijken niet meer naar je om. Ik was het die je sloeg, als een vijand, Ik heb je meedogenloos gestraft, om je vele wandaden, om je talloze zonden. Wat klaag je nu over je letsel, je dodelijke wonden? Om je vele wandaden, om je talloze zonden heb Ik je dit aangedaan. Maar wie jou verslonden, worden zelf verslonden, al je vijanden gaan zelf in ballingschap. Elk volk dat jou plunderde, wordt zelf geplunderd, Ik maak ieder die naar buit zocht, zelf tot buit.
Lees meer ...Jeremia 31:1-13 1
Dan zal Ik voor elke stam van Israël een God zijn, dan is Israël Mijn volk – spreekt de HEER. Dit zegt de HEER: In de woestijn kreeg Ik Israël lief, het volk dat aan vernietiging ontkomen was. Ik ging hun voor en gaf hun vrede. Van ver ben Ik naar je toe gekomen, vrouwe Israël. Ik heb je altijd liefgehad, Mijn liefde zal je altijd vergezellen. Ik breng je weer tot bloei. Je zult weer dansen in de rei en de tamboerijnen laten klinken. In Samaria’s bergen zul je wijngaarden planten, en mogen eten van de eerste vruchten. De dag breekt aan dat in Efraïm de wachters op de bergen roepen: “Kom, laten we op weg gaan naar de Sion, naar de HEER, onze God!”
Lees meer ...Jeremia 31:14-28 2
De priesters schenk Ik overvloedig offervlees. Ik overstelp Mijn volk met al het goede – spreekt de HEER. Dit zegt de HEER: In Rama hoort men klagen, bitter treuren. Rachel beweent haar zonen, zij wil niet worden getroost. Haar kinderen zijn er niet meer. Maar dit zegt de HEER: Huil niet langer, droog je tranen. Je zorg voor hen wordt nu beloond – spreekt de HEER. Ze keren terug uit het land van de vijand. Je hebt een hoopvolle toekomst, je kinderen keren naar hun eigen land terug – spreekt de HEER. Ik heb wel gehoord hoe Efraïm treurt: “U hebt mij geslagen als een jonge os die nog niet is afgericht.
Lees meer ...Jeremia 31:29-40 3
Dan zal men niet meer zeggen: “Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden,” maar zal wie zondigt om zijn eigen zonden sterven. Wanneer iemand onrijpe druiven eet, zullen zijn eigen tanden stroef worden. De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit, een ander verbond dan Ik met hun voorouders sloot toen Ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte weg te leiden. Zij hebben dat verbond verbroken, hoewel ze Mij toebehoorden – spreekt de HEER. Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER:
Lees meer ...Jeremia 32:1-12 De akker in Anatot 1
In het tiende regeringsjaar van koning Sedekia van Juda (het achttiende regeringsjaar van Nebukadnessar, de koning van Babylonië) richtte de HEER zich tot Jeremia. De troepen van Nebukadnessar belegerden Jeruzalem en de profeet Jeremia zat gevangen in het kwartier van de wacht, dat tot het paleis van de koning van Juda behoorde. Koning Sedekia had hem daar gevangengezet omdat hij had geprofeteerd: ‘Dit zegt de HEER: Ik geef deze stad in handen van de koning van Babylonië; hij zal haar innemen. Koning Sedekia van Juda zal niet aan de Chaldeeën ontsnappen, maar aan de koning van Babylonië worden uitgeleverd.
Lees meer ...