Page 2 of 4
1 2 3 4

Job 31:1-20 Slot van Jobs betoog 4

Ik heb een verbond gesloten met mijn ogen: nooit zal ik naar jonge vrouwen kijken. Wat heb ik van God in de hemel te verwachten, wat valt mij ten deel van de Ontzagwekkende daar boven? Wacht de boosdoener geen rampspoed, treft het ongeluk niet hen die onrecht doen? Ziet Hij niet de wegen die ik ga, telt Hij niet al mijn stappen? Heb ik het pad van het bedrog bewandeld, vluchtte ik ooit in de leugen? Laat Hij mij op een eerlijke weegschaal wegen, dan zal Hij zien dat ik onschuldig ben. Als mijn voet is afgeweken van de goede weg, als mijn hart heeft toegegeven aan mijn oog, als er aan mijn hand een smet is blijven kleven, dan zal ik zaaien,

0Shares
Lees meer ...

Job 31:21-40 Slot van Jobs betoog 5

Als ik mijn vuisten tegen wezen heb gebald, omdat de rechters in de poort mijn vrienden waren, mogen mijn schouders dan ontwricht worden en mijn arm doormidden breken bij de elleboog – want één ding vrees ik: een door God gezonden ramp – tegen Zijn oppermacht ben ik niet opgewassen. Heb ik mijn hoop gevestigd op goud, van het fijnste goud gezegd: “Daarop vertrouw ik”? Heb ik mij verheugd over mijn vermogen, omdat ik eigenhandig zoveel had verworven? Keek ik ooit naar de Zon, haar stralende licht, naar de Maan in haar wassende pracht, terwijl mijn hart zich heimelijk liet lokken en ik in verering mijn mond op mijn hand drukte? Ook dat zou een misdrijf zijn dat bestraft moet worden, want dan zou ik God daar boven verloochend hebben.

0Shares
Lees meer ...

Job 32:1-22 Elihu’s betoog 1

Hierop wisten de drie mannen Job niets meer te antwoorden, omdat hij zichzelf als onschuldig bleef beschouwen. Maar toen ontbrandde de woede van Elihu, de zoon van Barachel uit Buz, uit de familie van Ram; hij ontstak in woede tegen Job, omdat deze in zijn recht meende te staan tegenover God, en hij ontstak in woede tegen Jobs drie vrienden, omdat ze niets tegen Job wisten aan te voeren en hem toch schuldig verklaarden. Elihu had gewacht tot Job was uitgesproken, omdat zij allen ouder waren dan hij. Maar toen hij zag dat de drie mannen niets meer wisten te antwoorden, ontbrandde zijn woede. En Elihu, de zoon van Barachel uit Buz, nam het woord: ‘Ik ben nog jong, en jullie zijn oud, daarom hield ik mij stil.

0Shares
Lees meer ...

Job 33:1-17 Elihu’s betoog 2

Welnu, Job, hoor mij aan, luister naar wat ik te berde breng. Dit is wat ík te zeggen heb, de woorden liggen op mijn tong. Ik zal oprecht spreken, vanuit mijn hart, ik zal met een eerlijk oordeel komen. De geest van God heeft mij gemaakt, de adem van de Ontzagwekkende doet mij leven. Als je daartoe in staat bent, antwoord mij; maak je klaar voor de strijd, stel je teweer. Voor God zijn wij elkaars gelijken, jij bent net als ik uit leem gevormd.

0Shares
Lees meer ...

Job 33:18-33 Elihu’s betoog 3

Hij behoedt hem voor de val in de afgrond, voor het oversteken van de doodsrivier. Of de pijn op zijn ziekbed wijst hem terecht, de nooit aflatende strijd in zijn lichaam, waardoor hij geen voedsel verdraagt en walgt van zijn lievelingsgerecht. Hij teert weg tot een schim van zichzelf, en zijn botten, eerst onzichtbaar, steken uit. Hij kruipt naar de afgrond, nadert de herauten van de dood.

0Shares
Lees meer ...

Job 34:1-20 Elihu’s betoog 4

En Elihu vervolgde: ‘Luister, wijzen, naar mijn woorden, jullie die alles weten, hoor wat ik zeg. Want het oor toetst de woorden, zoals het gehemelte het voedsel proeft. Laten we samen onderzoeken wat juist is, laten we met elkaar vaststellen wat goed is. Welnu, Job heeft gezegd: “Ik sta in mijn recht, maar God heeft het mij onthouden. Ondanks mijn gelijk ga ik voor leugenaar door; een dodelijke pijl heeft mij getroffen, al heb ik niets misdaan.” Is er een tweede zoals Job, die zijn dorst met laster lest, die zich onder de onrechtplegers schaart en omgaat met wettelozen?

0Shares
Lees meer ...

Job 34:21-37 Elihu’s betoog 5

Want Gods oog is op de wegen van de mens gericht, geen van zijn stappen blijft voor Hem verborgen. Geen donker is zo diep, zo zwart, dat het onrechtplegers kan verbergen. Het is niet aan de mens het tijdstip te bepalen waarop God Zijn rechtsgeding begint. God maakt korte metten met de machtigen en stelt anderen in hun plaats. Jazeker, Hij doorziet hun daden en brengt hen in de nacht ten val; verpletterd liggen ze terneer. Ter plaatse, ten overstaan van allen, geselt Hij hen voor hun goddeloosheid. Want ze hebben zich van Hem verwijderd, ze slaan geen acht op de wegen die Hij wijst;

0Shares
Lees meer ...

Job 35:1-16 Elihu’s betoog 6

En Elihu vervolgde: ‘Denk je dat het juist is om te zeggen: “Ik sta in mijn recht tegenover God”? Je zegt: “Wat baat het U, God, wat heeft het voor nut als ik niet zondig?” Ik zal je daarop het antwoord geven, jou en ook je vrienden. Kijk eens naar de hemel en aanschouw de wolken boven je. Als je zondigt, schaad je Hem daarmee? Deert het Hem als je veel misstappen begaat? Als je rechtvaardig bent, wat geef je Hem dan? Een geschenk, dat Hij uit jouw hand ontvangt?

0Shares
Lees meer ...

Job 36:1-14 Elihu’s betoog 7

En Elihu vervolgde: ‘Heb een ogenblik geduld, dan laat ik je zien dat er nog veel meer over God te zeggen is. Mijn kennis komt uit vele bronnen en ik zal mijn Schepper recht doen. Want in mijn woorden steekt geen bedrog; voor je staat een man die weet waarover hij spreekt. Welnu, God is machtig, maar minacht niet, want Hij is machtig door Zijn oordeelskracht.

0Shares
Lees meer ...

Job 36:15-33 Elihu’s betoog 8

God redt echter de vertrapten, door ellende, tegenspoed opent Hij hun de ogen. Ook jou lokte Hij weg van het gevaar dat je benauwde, naar een plaats waar je vrij kon ademhalen en je tafel met vette spijzen overladen was. Maar jij denkt slechts aan de veroordeling van goddelozen, al ontkom je zelf evenmin aan een geding en vonnis. Pas op: laat je woede je niet meeslepen, vertrouw niet op…

0Shares
Lees meer ...
Page 2 of 4
1 2 3 4