Toen Isaak oud geworden was en zijn ogen zo zwak waren geworden dat hij niet meer kon zien, riep hij Esau bij zich, zijn oudste zoon. ‘Mijn zoon,’ zei hij. ‘Wat wilt u mij zeggen?’ vroeg Esau. Toen zei Isaak:

‘Luister, ik ben oud, iedere dag kan voor mij de laatste zijn. Neem daarom je jachtgerei, je pijlkoker en je boog, ga het veld in en schiet een stuk wild voor me. Maak dat voor me klaar zoals ik het lekker vind en breng me dat te eten; het zal mij de kracht geven om je te zegenen voordat ik sterf.’

Rebekka had gehoord wat Isaak tegen zijn zoon Esau zei, en nadat Esau erop uit was getrokken om een stuk wild voor zijn vader te schieten, zei ze tegen haar zoon Jakob:

‘Luister, ik hoorde je vader tegen je broer zeggen:

“Maak een lekker maal van wildbraad voor me klaar en breng me dat te eten, want ik wil je voor mijn dood zegenen met de HEER als getuige.” Doe jij nu precies wat ik je zeg, mijn zoon. Ga naar de kudde en zoek twee malse bokjes voor me uit. Die maak ik dan voor je vader klaar zoals hij het lekker vindt. Daarna breng jij ze je vader te eten, en dan zal hij jou voor zijn dood zegenen.’ Jakob wierp tegen:

‘Maar Esau is toch helemaal behaard, terwijl ik juist een gladde huid heb! Misschien raakt vader me aan, dan zal hij me een bedrieger vinden en breng ik een vloek over me in plaats van zegen.’ Maar zijn moeder zei:

‘Die vloek moet mij dan maar treffen, mijn zoon. Doe nu wat ik zeg en ga die bokjes voor me halen.’ Dus ging hij ze halen en bracht ze naar zijn moeder, en zij maakte ze klaar zoals zijn vader het lekker vond. Toen pakte Rebekka kleren van haar oudste zoon Esau, de kostbaarste die ze kon vinden, en die liet ze haar jongste zoon Jakob aantrekken. En over zijn handen en over zijn gladde hals trok ze het vel van de bokjes. Hierna overhandigde ze Jakob het smakelijke gerecht dat ze had klaargemaakt, met brood erbij.

Zo ging hij naar zijn vader. ‘Vader,’ zei hij. ‘Ja, mijn zoon,’ zei Isaak, ‘wie ben je?’ Jakob antwoordde zijn vader:

‘Ik ben Esau, uw eerstgeboren zoon. Ik heb gedaan wat u me hebt gevraagd. Kom, ga overeind zitten en eet van wat ik heb geschoten; dat zal u de kracht geven om mij te zegenen.’

Loading

Lees ook deze Berichten:

Genesis 34:13-24 Dina en Sichem 3

Genesis 22:15-19 Abraham op de proef gesteld 2

Genesis 21:1-13 Isaak en Ismaël 1

Genesis 37:1-11 Jozef verkocht en naar Egypte gebr...

Genesis 46:1-15 Jakob met al zijn nakomelingen naa...

Genesis 34:25-31 Dina en Sichem 4

Genesis 24:31-44 Een vrouw voor Isaak 3

Genesis 25:12-18 Nakomelingen van Ismaël

Genesis 9:18-29 Noach 7

Genesis 18:16-22 Sodom en Gomorra 2

Genesis 18:23-33 Sodom en Gomorra 3

Genesis 47:15-27 Jakob met al zijn nakomelingen na...

Genesis 25:19-34 Jakob en Esau

Genesis 17:15-27 Verbond tussen God en Abram 2

Genesis 50:15-21 Jakobs levenseinde 7

Genesis 44:14-23 Jozefs broers opnieuw in Egypte 5

Genesis 41:34-46 De droom van de farao 3

Genesis 24:1-14 Een vrouw voor Isaak 1

Genesis 12:10-20-13:1 Abram en Sarai in Egypte

Genesis 10:21-32 Nakomelingen van Noachs zonen 2

Genesis 50:1-14 Jakobs levenseinde 6

Genesis 41:1-16 De droom van de farao 1

Genesis 3:1-13 De tuin van Eden 3

Genesis 42:1-17 Jozefs broers in Egypte 1

Genesis 21:14-21 Isaak en Ismaël 2

Genesis 17:1-14 Verbond tussen God en Abram 1

Genesis 20:1-7 Abraham en Sara bij Abimelech 1

Genesis 19:27-38 Sodom en Gomorra 6

Genesis 24:15-30 Een vrouw voor Isaak 2

Genesis 31:31-42 Jakob bij Laban 9

Genesis 49:16-33 Jakobs levenseinde 5

Genesis 37:26-36 Jozef verkocht en naar Egypte geb...

Genesis 45:10-20 Jozefs broers opnieuw in Egypte 8

Genesis 2:1-4 De schepping van hemel en Aarde 3

Genesis 1:20-31 De schepping van hemel en Aarde 2

Genesis 45:21-28 Jozefs broers opnieuw in Egypte 9

Genesis 24:45-57 Een vrouw voor Isaak 4

Genesis 7:17-24 Noach 3

Genesis 5:1-20 Van Adam tot Noach 1

Genesis 10:1-20 Nakomelingen van Noachs zonen 1

Genesis 48:1-12 Jakobs levenseinde 2

Genesis 44:1-13 Jozefs broers opnieuw in Egypte 4

Genesis 28:1-9 Jakob ontneemt Esau de zegen 5

Genesis 21:22-34 Bondgenootschap met Abimelech

Genesis 20:8-18 Abraham en Sara bij Abimelech 2

Genesis 33:12-17 Jakob oog in oog met Esau 5

Genesis 6:5-22 Noach 1

Genesis 29:1-14 Jakob bij Laban 1

Genesis 30:1-18 Jakob bij Laban 4

Genesis 36:20-30 Nakomelingen van Esau 2

Genesis 3:14-24 De tuin van Eden 4

Genesis 27:20-33 Jakob ontneemt Esau de zegen 3

Genesis 33:1-11 Jakob oog in oog met Esau 4

Genesis 26:12-22 Isaak en Rebekka in Gerar 2

Genesis 9:1-17 Noach 6

Genesis 40:16-23 De dromen van schenker en bakker ...

Genesis 38:1-14 Juda en Tamar 1

Genesis 16:1-16 De geboorte van Ismaël

Genesis 11:27-32 Terach

Genesis 2:5-14 De tuin van Eden 1

Genesis 38:15-23 Juda en Tamar 2

Genesis 39:9-20 Jozef en de vrouw van Potifar 2

Genesis 28:10-22 Jakobs droom in Betel

Genesis 42:29-38 Jozefs broers in Egypte 3

Genesis 15:1-11 Abrams visioen 1

Genesis 14:14-24 Lot door Abram bevrijd 2

Genesis 1:1-19 De schepping van hemel en Aarde 1

Genesis 26:34-35 Jakob ontneemt Esau de zegen 1

Genesis 32:23-33 Jakob oog in oog met Esau 3

Genesis 2:15-25 De tuin van Eden 2

0Shares