Jeremia 40:1-8 1

De HEER richtte zich tot Jeremia nadat Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht, hem in Rama had vrijgelaten. Hij had Jeremia daar geboeid aangetroffen onder de ballingen van Jeruzalem en Juda, die naar Babel zouden worden gevoerd. De commandant van de lijfwacht nam Jeremia apart en zei: ‘De HEER, uw God, heeft Juda dit onheil aangekondigd, en de HEER heeft gedaan wat Hij gezegd heeft, want jullie hebben tegen Hem gezondigd en niet naar Hem geluisterd. Daarom is dit alles jullie overkomen. Maar uw boeien maak ik los. Als u met mij mee naar Babel wilt gaan, ga dan mee. Ik zal u in bescherming nemen.

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 40:9-16 2

Gedalja bezwoer hun: ‘Wees niet bang om de Chaldeeën te dienen. U kunt in het land blijven wonen, en zolang u de koning van Babylonië dient zal het u goed gaan. Ikzelf blijf in Mispa wonen om u bij de Chaldeeën te vertegenwoordigen. U moet de druiven, zomervruchten en olijven inzamelen en opslaan. Ga in de steden wonen die u nog in bezit hebt.’ Toen de Judeeërs in Moab, Ammon,

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 41:1-9 1

In de zevende maand kwam Jismaël, de zoon van Netanja, de zoon van Elisama, een hoge ambtenaar die tot de koninklijke familie behoorde, samen met tien mannen naar Mispa en bezocht Gedalja, de zoon van Achikam, de zoon van Safan. Terwijl ze een maaltijd hielden, sprongen Jismaël en de tien mannen op en vermoordden Gedalja, de man die door de koning van Babylonië als gouverneur was aangesteld. Jismaël liet ook de Judeeërs die bij Gedalja in Mispa waren en de daar gelegerde Chaldeeën vermoorden.

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 41:10-18 2

Jismaël voerde de rest van de bevolking als gevangenen weg uit Mispa: de koningsdochters en de mensen die nog in Mispa overgebleven waren en over wie Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht, Gedalja, de zoon van Achikam, als gouverneur had aangesteld. Hij wilde met hen de Jordaan oversteken en naar Ammon gaan. Toen Jochanan, de zoon van Kareach, en de andere bevelhebbers van het leger hoorden welke misdaad Jismaël,

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 42:1-11 Vlucht van de Judeeërs naar Egypte 1

De bevelhebbers van het leger, onder wie Jochanan, de zoon van Kareach, en Jezanja, de zoon van Hosaäja, kwamen met de andere Judeeërs, van jong tot oud, naar de profeet Jeremia  en zeiden tegen hem: ‘Wij zouden u willen vragen om voor ons, overlevenden, tot de HEER, uw God, te bidden, want zoals u ziet zijn er van ons grote aantal maar weinigen overgebleven. Laat de HEER, uw God, ons de weg wijzen en zeggen wat ons te doen staat.’ De profeet Jeremia antwoordde:

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 42:12-22 Vlucht van de Judeeërs naar Egypte 2

Ik maak dat hij jullie gunstig gezind is; hij zal genade voor recht laten gelden en jullie laten terugkeren naar je akkers. Maar als jullie zeggen: “Wij blijven niet in dit land,” als jullie de HEER, jullie God, niet gehoorzamen, maar zeggen: “Wij gaan toch naar Egypte, waar wij geen oorlog zullen meemaken, geen hoornsignalen zullen horen, geen honger zullen lijden, daar gaan wij wonen,” luister dan naar de woorden van de HEER, overlevenden van Juda! Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël:

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 43:1-13

Nauwelijks had Jeremia deze woorden waarmee hij door de HEER, hun God, naar hen gezonden was gesproken, of Azarja, de zoon van Hosaäja, Jochanan, de zoon van Kareach, en de andere eigengereide Judeeërs zeiden tegen hem: ‘U liegt. De HEER, onze God, heeft u niet gezonden met de boodschap niet naar Egypte uit te wijken. Baruch, de zoon van Neria, stookt u tegen ons op, zodat hij ons aan de Chaldeeën kan uitleveren. En die zullen ons doden of als ballingen naar Babylonië voeren.’ Jochanan, de andere bevelhebbers en de overige Judeeërs sloegen het bevel van de HEER om in Juda te blijven in de wind.

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 44:1-10 De Judeeërs in Egypte door onheil getroffen 1

De HEER richtte zich bij monde van Jeremia tot de Judeeërs die in Egypte waren gaan wonen, in Migdol, Dafne, Memfis en Boven-Egypte: ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Jullie hebben het onheil gezien waarmee Ik Jeruzalem en de andere steden van Juda getroffen heb. Het zijn nu ruïnes waar niemand meer woont. Dat komt door het kwaad dat jullie hebben gedaan; jullie hebben Mij gekrenkt door wierook te branden ter ere van andere goden, die jullie en je voorouders nooit hebben gekend. Ik zond telkens weer Mijn dienaren, de profeten, naar jullie en liet hen zeggen:

0Shares
Lees meer ...

Jeremia 44:11-21 De Judeeërs in Egypte door onheil getroffen 2

Daarom – dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Ik ben vastbesloten onheil over jullie te brengen, Ik zal alle Judeeërs uitroeien. De overlevenden van Juda, die vastbesloten waren om naar Egypte uit te wijken, zal Ik in Egypte laten sterven, van groot tot klein. Ze zullen vallen door het zwaard of door de honger ten onder gaan. Hun naam zal als een vloek worden gebruikt en ze zullen worden bespot en ontzetting wekken. Ik zal hen die in Egypte wonen straffen zoals Ik Jeruzalem heb gestraft, met het zwaard, de honger en de pest. Er zal van de overlevenden van Juda, die naar Egypte zijn uitgeweken, geen vluchteling naar Juda terugkeren,

0Shares
Lees meer ...