Page 6 of 11
1 4 5 6 7 8 11

Ezechiël 23:31-44 Ohola en Oholiba 3

Je bent de weg van je zuster gegaan; haar beker zal Ik ook jou te drinken geven. Dit zegt God, de HEER: De beker van je zuster zul je drinken, de diepe en wijde beker; een beker vol spot en hoon, tot de rand gevuld. Dronkenschap en droefheid zul je drinken, een beker van ontzetting en verbijstering – dat is de beker van je zuster Samaria. Je zult hem drinken en leegslurpen, je zult op zijn scherven bijten en er je borsten mee openhalen.
Want zo heb Ik gesproken – spreekt God, de HEER. Daarom – dit zegt God, de HEER -, omdat je Mij vergeten bent en Mij de rug hebt toegekeerd, daarom zul je nu de schande van je overspel dragen.’ 

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 24:1-14 De kookpot 1

In het negende jaar, op de tiende dag van de tiende maand, richtte de HEER zich tot mij: ‘Mensenkind, schrijf op welke dag het is, de precieze datum, want vandaag is het de dag dat de koning van Babylonië het beleg voor Jeruzalem heeft geslagen. Vertel dit opstandige volk een verhaal, zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Zet de kookpot op en giet er water in. Vul de pot met vlees, met schenkel en schouderstuk, met de mooiste stukken en de beste bouten. Neem het vetste dier uit de kudde, stapel hout op onder de pot, laat het water koken en zieden, laat de bouten sudderen. Daarom – dit zegt God, de HEER:

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 24:15-27 Een plotselinge slag 2

De HEER richtte zich tot mij: ‘Door een plotselinge slag zal Ik het liefste wat je hebt van je wegnemen. Je mag daar niet om rouwen of treuren, en je tranen niet laten vloeien. Klaag in stilte, rouw niet om de dode. Wikkel een tulband om en doe je sandalen aan; bedek je baard niet en eet niet van het brood dat de mensen je brengen.’ Die ochtend sprak ik nog tegen het volk, en ’s avonds stierf mijn vrouw. De volgende morgen deed ik wat mij was opgedragen. Het volk vroeg mij: ‘Wilt u ons uitleggen waarom u zich zo gedraagt, en wat dat voor ons betekent?’ Ik antwoordde:

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 25:1-9 Profetie tegen de volken die Israël omringen 1

De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, richt je blik op de Ammonieten en profeteer tegen hen. Zeg tegen de Ammonieten: “Luister naar de woorden van God, de HEER! Dit zegt God, de HEER: Jullie hebben je vrolijk gemaakt toen Mijn heiligdom werd ontwijd, toen het land van Israël werd verwoest en het volk van Juda in ballingschap ging. Daarom zal Ik jullie land in eigendom geven aan de stammen uit het oosten.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 25:10-17 Profetie tegen de volken die Israël omringen 2

Net als Ammon zal Ik Moab in eigendom geven aan de stammen uit het oosten. Geen volk zal zich de Ammonieten ooit nog herinneren. Zo zal Ik ook Moab straffen; ze zullen weten dat Ik de HEER ben. Dit zegt God, de HEER: Edom heeft zich op het volk van Juda gewroken en zo een zeer zware schuld op zich geladen. Daarom, zegt God, de HEER, zal Ik Mijn hand tegen Edom opheffen.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 26:1-11 Profetie over Tyrus 1

In het elfde jaar, op de eerste dag van de maand, richtte de HEER zich tot mij: ‘Mensenkind, Tyrus heeft zich vrolijk gemaakt over Jeruzalem, zij heeft uitgeroepen: “De Poort der volken is verwoest en is mij toegevallen. Nu de stad in puin ligt, zal ik mij vullen met haar schatten!” Daarom zegt God, de HEER: Ik zal je straffen, Tyrus, Ik zal een vloed van volken op je afsturen, ze zullen op je aanstormen als de golven van de zee! De muren van Tyrus zullen ze verwoesten en haar torens neerhalen. Ik zal zelfs het stof uit Tyrus wegvegen,

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 26:12-21 Profetie over Tyrus 2

Je rijkdommen worden geroofd, je handelswaren geplunderd, je muren neergehaald en je kostbare huizen afgebroken. Alle stenen, al het houtwerk en alle puin verdwijnen in zee. Je gezang zal Ik doen verstommen, niemand zal de klank van je lieren nog horen. Ik maak een kale rots van je, een droogplaats voor netten, je zult nooit meer worden herbouwd. Ik, de HEER, heb gesproken – zo spreekt God, de HEER. Ook dit zegt God, de HEER, tegen Tyrus: De kusten en de eilanden zullen beven bij het geluid van je val, bij het gekerm van de gewonden, als er binnen je muren een slachting wordt aangericht.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 27:1-19 1

De HEER richtte zich tot mij: ‘Zing, mensenkind, een klaaglied over Tyrus. Zeg tegen Tyrus, de stad die met haar havens de toegang tot de zee beheerst, de stad die handeldrijft met verre volken en landen overzee: “Dit zegt God, de HEER: Jij, Tyrus, noemde je schoonheid volmaakt. Je land lag in het hart van de zee, in volmaakte schoonheid was je gebouwd. Van Senircipressen waren je boorden, een Libanonceder was je mast. Van eiken uit Basan waren je riemen, je dek was van ivoor, ingelegd in dennenhout van de eilanden waar de Kittiërs wonen. Van bont Egyptisch linnen waren de zeilen waaraan je van verre te herkennen was, het blauwpurper en roodpurper van Alasia’s kusten werd de stof van je dekkleden.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 27:20-36 2

Van de kooplieden uit Dedan betrok je je zadelkleden; de Arabieren en de vorsten van Kedar handelden met je in lammeren, rammen en bokken. De kooplieden van Seba en Rama leverden je de beste soort balsem voor je goederen, en allerlei edelstenen en goud. Ook de kooplieden van Charan, Kanne en Eden, en die van Seba, Assur en Kilmad handelden met je en verkochten je schitterende gewaden en mantels van blauwpurperen en bonte wol, kleden van tweekleurig weefsel en stevig gevlochten touwen. Met schepen uit Tarsis werd je handelswaar vervoerd. Zo lag je volgeladen en zwaar in het hart van de zeeën.

0Shares
Lees meer ...
Page 6 of 11
1 4 5 6 7 8 11