Het water dat je drinkt moet worden afgemeten: je krijgt niet meer dan een zesde hin, elke dag weer. Ook moet je nog een gerstekoek eten die je voor ieders ogen moet bakken op menselijke uitwerpselen. Zo zullen alle Israëlieten in onreinheid hun brood eten, want Ik zal ze verbannen naar andere volken.’
Lees meer ...Ezechiël 5:1-9 1
Mensenkind, neem een scherp zwaard en gebruik dat als een scheermes om je hoofdhaar en je baard mee af te scheren. Het haar moet je op een weegschaal leggen en verdelen. Zodra de dagen van het beleg voorbij zijn, moet je een derde deel ervan in de stad verbranden, een derde deel buiten de stad met dat zwaard fijnhakken en een derde deel uitstrooien in de wind – Ik zal de vluchtelingen met Mijn zwaard achtervolgen. Een aantal haren houd je apart en bewaar je in een plooi van je mantel.
Lees meer ...Ezechiël 5:10-17 2
Daarom, zo waar ik leef – spreekt God, de HEER -, omdat je mijn heiligdom hebt verontreinigd met je afschuwelijke wangedrag, daarom zal ik je met mijn zwaard kaalscheren; ik zal geen medelijden tonen, ik zal geen medelijden kennen. Een derde deel van je inwoners, Jeruzalem, zal binnen je muren sterven door de pest en de honger, een derde deel zal daarbuiten vallen door het zwaard en een derde deel zal ik in alle windrichtingen verstrooien en met het zwaard achtervolgen.
Lees meer ...Ezechiël 6:1-10 Israël getroffen door het zwaard 1
De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, richt je blik op de bergen van Israël, en profeteer ertegen. Zeg: “Bergen van Israël, luister naar de woorden van God, de HEER! Dit zegt God, de HEER, tegen de bergen en de heuvels, tegen de rivierdalen en de valleien: Ik zal jullie treffen met het zwaard en jullie offerhoogten vernietigen. Jullie altaren zullen worden verwoest, je wierookaltaren verbrijzeld. Je bewoners zal Ik voor de ogen van hun afgoden dood laten neervallen;
Lees meer ...Ezechiël 6:11-14 Israël getroffen door het zwaard 2
Dit zegt God, de HEER: Sla in woede je handen op elkaar, stamp met je voeten en roep ach en wee over het gruwelijke wangedrag van de Israëlieten; zij zullen sterven door het zwaard, de honger en de pest. Wie ver weg is zal sterven aan de pest,
Lees meer ...Ezechiël 7:1-13 Het einde komt 1
De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, dit is wat God, de HEER, zegt over het land van Israël: Het einde komt, het komt van alle kanten over je. Nu is voor jou het einde aangebroken, Ik zal Mijn woede op je koelen, je straffen voor je daden, je laten boeten voor je wangedrag. Ik zal geen medelijden tonen, geen medelijden kennen, Je zult boeten voor je daden, je wangedrag keert zich tegen je – en jullie zullen weten dat Ik de HEER ben. Dit zegt God, de HEER:
Lees meer ...Ezechiël 7:14-27 Het einde komt 2
De krijgstrompet weerklinkt, de strijd wordt voorbereid, maar niemand trekt ten strijde: Mijn toorn verlamt dit rijke land. Buiten regeert het zwaard, binnen heersen pest en honger, wie op het veld is zal sterven door het zwaard, wie in de stad is wordt getroffen door de honger en de pest. Wie toch ontkomen, zijn als duiven uit het dal – verdreven naar de bergen, kermend in hun schuld. Het water loopt hun langs de benen, hun armen worden slap, ze gaan gehuld in het zwart, ze sidderen en beven, hun ogen zijn beschaamd, hun schedels kaalgeschoren.
Lees meer ...Ezechiël 8:1-11 Visioen in de tempel van Jeruzalem 1
In het zesde jaar, op de vijfde dag van de zesde maand, toen ik in mijn huis zat met de oudsten van Juda tegenover me, werd ik opnieuw gegrepen door de hand van God, de HEER. Dit is wat ik zag: een gedaante als van vuur. Vanaf wat Zijn lendenen leken te zijn naar beneden toe zag ik vuur, en naar boven toe een schittering, glanzend als wit goud. Hij strekte iets uit dat de vorm had van een hand en pakte me bij mijn haren beet. In dit goddelijk visioen tilde de geest me op, tussen hemel en aarde, en bracht me naar Jeruzalem, naar de ingang van de noordelijke binnenpoort,
Lees meer ...Ezechiël 8:12-18 Visioen in de tempel van Jeruzalem 2
Hij vroeg me: ‘Heb je gezien, mensenkind, wat de oudsten van het volk van Israël doen, daar in het duister, in die zaal vol afbeeldingen? De HEER ziet ons niet, denken ze, de HEER heeft het land verlaten.’ ‘Ik zal je nog meer van hun gruwelijke daden laten zien,’ zei Hij, en Hij bracht me naar de ingang van de noordelijke poort van de tempel van de HEER. Daar zaten vrouwen die rouwden om de god Tammuz. ‘Heb je het gezien, mensenkind?’ vroeg Hij mij.
Lees meer ...Ezechiël 9:1-11 1
Toen hoorde ik Hem luid roepen: ‘Kom te voorschijn, jullie die de stad gaan straffen, en neem je vernietigingswapens mee.’ En ik zag hoe zes mannen uit de richting van de noordelijke bovenpoort kwamen, alle zes met een dodelijk wapen in hun hand. Er was ook nog een man bij hen in linnen kleren, die een schrijverskoker aan zijn gordel droeg. De mannen gingen naast het bronzen altaar staan. De stralende verschijning van de God van Israël bewoog zich van de cherubs waarboven Hij troonde naar de ingang van de tempel, en Hij riep de in linnen geklede man met de schrijverskoker bij zich. De HEER zei tegen hem:
Lees meer ...