Ze waren onderweg naar Jeruzalem en Jezus liep voor hen uit; de leerlingen waren ongerust en ook de mensen die hen volgden waren bang. Hij nam de twaalf weer apart en vertelde hun wat Hem zou overkomen: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, waar de Mensenzoon zal worden uitgeleverd aan de hogepriesters en de schriftgeleerden, die Hem ter dood zullen veroordelen en Hem zullen uitleveren aan de heidenen. Ze zullen de spot met Hem drijven en Hem bespuwen en Hem geselen en doden, maar na drie dagen zal Hij opstaan.’
Lees meer ...Marcus 10:46-52 Op weg naar Jeruzalem 2
Ze kwamen in Jericho. Toen Hij met Zijn leerlingen en gevolgd door een grote menigte weer uit Jericho vertrok, zat daar een blinde bedelaar langs de weg, een zekere Bartimeüs, de zoon van Timeüs. Toen hij hoorde dat Jezus uit Nazaret voorbijkwam, begon hij te schreeuwen: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!’
Lees meer ...Marcus 11:1-11 Intocht in Jeruzalem
Toen ze Jeruzalem naderden en in de buurt waren van Betfage en Betanië bij de Olijfberg, stuurde Hij twee van Zijn leerlingen vooruit. Hij zei tegen hen: ‘Ga naar het dorp dat daar ligt. Zodra jullie er binnenkomen, zul je daar een ezelsveulen vastgebonden zien staan, dat nog nooit door iemand bereden is; maak het los en breng het hier. En als iemand jullie vraagt waarom jullie dat doen, zeg dan: “De Heer heeft het nodig, Hij zal het meteen weer terugsturen.”‘
Lees meer ...Marcus 11:12-25 De vijgenboom en de tempel
Toen ze de volgende dag uit Betanië vertrokken, kreeg Hij honger. Hij zag in de verte een vijgenboom die in blad stond en ging erheen in de hoop iets eetbaars te vinden, maar toen Hij bij de boom gekomen was, vond Hij geen vruchten; het was namelijk nog niet de tijd voor vijgen. Hij zei tegen de boom: ‘Nooit ofte nimmer zal er nog iemand vruchten van jou eten!’ Zijn leerlingen hoorden dit.
Lees meer ...Marcus 11:27-33 Confrontatie met hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten 1
Ze kwamen weer in Jeruzalem aan. Toen Jezus zich in de tempel ophield, kwamen de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten van het volk naar Hem toe en vroegen Hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet U die dingen? Wie heeft U het recht gegeven om zo te handelen?’ Jezus antwoordde: ‘Ik zal u een vraag stellen; als u me daarop antwoord geeft, zal Ik u zeggen op grond van welke bevoegdheid Ik zo handel. Doopte Johannes in opdracht van de hemel of in opdracht van mensen? Antwoord mij.’
Lees meer ...Marcus 12:1-12 Confrontatie met hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten 2
Hij begon tegen hen te spreken in gelijkenissen: ‘Een man legde een wijngaard aan en omheinde die. Hij groef een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Hij verpachtte de wijngaard aan wijnbouwers en ging op reis. Na verloop van tijd stuurde hij een knecht naar de wijnbouwers om zijn deel van de opbrengst van hen te ontvangen;
Lees meer ...Marcus 12:13-27 Confrontatie met Farizeeën, Herodianen en Sadduceeën 1
Ze stuurden enkele Farizeeën en Herodianen naar Hem toe om Hem een ongeoorloofde uitspraak te ontlokken. Toen ze bij Hem gekomen waren, zeiden ze tegen Hem: ‘Meester, we weten dat U oprecht bent en dat U zich aan niemand iets gelegen laat liggen. U kijkt niemand naar de ogen, maar geeft in alle oprechtheid onderricht over de weg van God. Is het toegestaan belasting te betalen aan de keizer of niet? Moeten we betalen of niet?’ Maar omdat Hij hun huichelarij doorzag, antwoordde Hij: ‘Waarom stelt u me op de proef?
Lees meer ...Marcus 12:28-34 Confrontatie met Farizeeën, Herodianen en Sadduceeën 2
Een van de schriftgeleerden die naar hen geluisterd had terwijl ze discussieerden, en gemerkt had dat Hij hun correct had geantwoord, kwam dichterbij en vroeg: ‘Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?’ Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” Het op een na belangrijkste is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.’
Lees meer ...Marcus 12:35-44 Onderricht in de tempel
Jezus vroeg de mensen bij Zijn onderricht in de tempel: ‘Hoe kunnen de schriftgeleerden beweren dat de Messias een zoon van David is? Zelf heeft David, geïnspireerd door de heilige Geest, gezegd: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan Mijn rechterhand, tot Ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.'” David noemt Hem Heer, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?’
Lees meer ...Marcus 13:1-13 De komst van de Mensenzoon 1
Toen Hij de tempel verliet, zei een van Zijn leerlingen tegen Hem: ‘Meester, kijk eens, wat een enorme stenen en wat een imposante gebouwen!’ Jezus zei tegen hem: ‘Die grote gebouwen die je nu ziet–wees er maar zeker van dat geen enkele steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken.’ Toen Hij op de Olijfberg was gaan zitten, tegenover de tempel, en Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas alleen met Hem waren, stelde Petrus Hem de vraag: ‘Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we herkennen dat het zover is?’
Lees meer ...