Toen Jezus aan het eind was gekomen van Zijn toespraak tot de menigte ging Hij Kafarnaüm in. Een centurio die daar woonde had een slaaf die ernstig ziek was en op sterven lag; de centurio was erg op deze slaaf gesteld. Toen hij over Jezus hoorde, zond hij enkele Joodse leiders naar Hem toe om Hem te vragen bij hem te komen en zijn slaaf van de dood te redden.
Lees meer ...Lucas 7:11-17 Genezing en dodenopwekking 2
Niet lang daarna ging Jezus naar een stad die Naïn heet, en Zijn leerlingen en een grote menigte gingen met Hem mee. Toen Hij de poort van de stad naderde, werd er net een dode naar buiten gedragen, de enige zoon van een weduwe. Een groot aantal mensen vergezelde haar. Toen de Heer haar zag, werd Hij door medelijden bewogen en zei tegen haar: ‘Weeklaag niet meer.’ Hij kwam dichterbij, raakte de lijkbaar aan–de dragers bleven stilstaan–en zei: ‘Jongeman, Ik zeg je: sta op!’ De dode richtte zich op en begon te spreken, en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder.
Lees meer ...Lucas 7:18-23 Jezus en Johannes 1
Johannes kreeg van zijn leerlingen bericht over al deze gebeurtenissen. Hij riep twee van zijn leerlingen bij zich en stuurde hen naar de Heer, aan wie ze moesten vragen: ‘Bent U degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’
Lees meer ...Lucas 7:24-35 Jezus en Johannes 2
Toen de afgezanten van Johannes vertrokken waren, zei Hij tegen de menigte over Johannes het volgende: ‘Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar het wuiven van het riet in de wind? Wat zijn jullie dan gaan zien? Een mens die zich in fraaie gewaden hulde? Welnee, want wie voorname kleding draagt en in weelde leeft, woont in een paleis. Wat zijn jullie dan wel gaan zien? Een profeet? Jazeker, zeg Ik jullie, en zelfs meer dan een profeet.
Lees meer ...Lucas 7:36-50 De liefde van een zondares
Een van de Farizeeën nodigde Hem uit voor de maaltijd, en toen Hij het huis van de Farizeeër was binnengegaan, ging Hij aan tafel aanliggen. Een vrouw die in de stad bekendstond als zondares had gehoord dat Hij bij de Farizeeër thuis zou eten, en ze ging naar het huis met een albasten flesje met geurige olie. Ze ging achter Jezus staan, aan het voeteneinde van het aanligbed; ze huilde en Zijn voeten werden nat door haar tranen.
Lees meer ...Lucas 8:1-8 Verkondiging van het koninkrijk van God 1
Kort daarop begon Hij rond te trekken van stad tot stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te verkondigen. De twaalf vergezelden Hem, en ook enkele vrouwen die van boze geesten en ziekten genezen waren: Maria uit Magdala, bij wie zeven demonen waren uitgedreven, Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna–en nog tal van anderen, die uit hun eigen middelen voor hen zorgden.
Lees meer ...Lucas 8:9-21 Verkondiging van het koninkrijk van God 2
Zijn leerlingen vroegen Hem wat deze gelijkenis betekende. Hij antwoordde: ‘Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van God kennen, maar de anderen krijgen alles in gelijkenissen te horen, opdat ze zien zonder inzicht en horen zonder iets te begrijpen. Dit is de betekenis van de gelijkenis: Het zaad is het woord van God. Het zaad op de weg, dat zijn zij die geluisterd hebben, maar daarna komt de duivel en graait het woord weg uit hun hart, om te voorkomen dat ze worden gered door te geloven. Het zaad op de rotsachtige bodem, dat zijn zij die het woord vol vreugde aannemen wanneer ze het horen, maar het schiet geen wortel; ze geloven zolang het hun goed uitkomt, maar als ze op de proef worden gesteld, worden ze afvallig. Het zaad dat tussen de distels valt, dat zijn zij die wel geluisterd hebben, maar door zorgen en rijkdom en de genoegens van het leven worden ze gaandeweg verstikt, zodat ze geen vrucht dragen. Het zaad in de vruchtbare grond, dat zijn zij die met een goed en eerlijk hart naar het woord hebben geluisterd, het koesteren en door standvastigheid vrucht dragen.
Lees meer ...Lucas 8:22-29 Naar de overkant van het meer 1
Op een van die dagen stapte Hij in een boot, samen met Zijn leerlingen, en zei tegen hen: ‘Laten we naar de overkant van het meer gaan, ‘en ze voeren het meer op. Onderweg viel Hij in slaap. Er kwam een wervelstorm opzetten, zodat de boot water maakte en dreigde te zinken. Ze maakten Hem wakker en riepen: ‘Meester, Meester, we vergaan!’ Hij stond op en sprak de wind en de golven bestraffend toe. Daarop ging de wind liggen en kwam het water tot rust. Hij vroeg hun: ‘Waar is jullie geloof?’
Lees meer ...Lucas 8:30-39 Naar de overkant van het meer 2
Jezus vroeg hem: ‘Hoe heet je?’ Hij antwoordde: ‘Legioen’ –er woonden namelijk veel demonen in hem. Ze smeekten Hem hun niet te bevelen naar de onderwereld te gaan. Op de berghelling liep op dat ogenblik een grote kudde varkens te grazen, en de demonen smeekten Jezus om hun toe te staan hun intrek in de varkens te nemen. Hij stond hun dat toe. Toen ze uit de man waren weggegaan, trokken ze in de varkens, waarop de kudde de steile helling afstormde, het meer in, en verdronk.
Lees meer ...Lucas 8:40-48 Genezing en dodenopwekking 1
Toen Jezus terugkeerde, werd Hij door de menigte opgewacht; iedereen stond naar Hem uit te kijken. Er was ook een man onder hen die Jaïrus heette, een leider van een synagoge. Hij kwam op Jezus af, viel aan Zijn voeten neer en smeekte Hem mee te gaan naar zijn huis, want hij had een dochter van ongeveer twaalf jaar oud, die op sterven lag; ze was zijn enige kind. Toen Jezus op weg ging, begonnen de mensen van alle kanten te duwen. Een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed–en door niemand genezen had kunnen worden, al had ze haar hele kapitaal aan artsen uitgegeven– naderde Hem van achteren en raakte de zoom van Zijn bovenkleed aan; meteen hield de bloedvloeiing op.
Lees meer ...