Jullie dringen alle zwakke dieren met je flank en schouder weg, jullie stoten ze met je horens om ze te verjagen, en daarom zal Ik Mijn schapen te hulp komen; ze zullen niet langer worden weggeroofd. Ik zal rechtspreken tussen de schapen. Ik zal een andere herder over ze aanstellen, een die ze wél zal weiden: David, Mijn dienaar. Hij zal ze weiden, hij zal hun herder zijn. Ik, de HEER, zal hun God zijn, en Mijn dienaar David hun vorst. Ik, de HEER, heb gesproken. Ik zal een vredesverbond met ze sluiten, Ik zal het land vrij van wilde dieren maken,
Lees meer ...Ezechiël 35:1-15 Profetie over het Seïrgebergte en de bergen van Israël
De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, richt je blik naar het Seïrgebergte en profeteer ertegen. Zeg: “Dit zegt God, de HEER: Ik zal je straffen, Seïrgebergte, Ik zal Mijn hand tegen je opheffen en een verlaten woestenij van je maken. Je steden verander Ik in ruïnes, Ik maak een woestenij van je, en je zult weten dat Ik de HEER ben. Je hebt de Israëlieten altijd gehaat, je hebt ze uitgeleverd aan het zwaard toen het onheil hen trof, toen er met hen werd afgerekend. Daarom, zo waar Ik leef – spreekt God, de HEER: Ik zal je bloed doen vloeien en bloed zal je achtervolgen; bloed zal je achtervolgen vanwege je bloedige haat.
Lees meer ...Ezechiël 36:1-12 1
Mensenkind, profeteer tegen de bergen van Israël, zeg: “Bergen van Israël, luister naar de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER: Vol leedvermaak heeft de vijand geroepen: ‘Die oeroude bergen zijn nu van ons!’” Profeteer daarom het volgende: “Dit zegt God, de HEER: Toen jullie verwoest waren, aasden de volken om je heen op jullie. Jullie gingen over de tong en er werd over jullie gekletst. Luister daarom, bergen van Israël, naar de woorden van God, de HEER. Dit zegt God, de HEER, tegen de bergen en tegen de heuvels, tegen de rivierbeddingen en tegen de dalen, tegen de verwoeste puinhopen en tegen de verlaten steden, tegen alles wat is buitgemaakt en bespot door de volken om je heen! Dit zegt God, de HEER:
Lees meer ...Ezechiël 36:13-25 2
Dit zegt God, de HEER: Er wordt van jullie gezegd dat je mensen verslindt, dat je de volken die op je leven van hun kinderen berooft. Maar je zult geen mensen meer verslinden en je volken niet langer van hun kinderen beroven – spreekt God, de HEER. Ik zal zorgen dat je de vernederingen van de andere volken niet meer hoeft te verduren en hun spot niet meer hoeft te horen. Je zult je volken niet langer te gronde richten – zo spreekt God, de HEER.”’ Omwille van Mijn heilige naam. De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, toen de Israëlieten nog in hun land woonden, hebben ze dat door hun daden onrein gemaakt;
Lees meer ...Ezechiël 36:26-38 3
Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, Ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. Ik zal jullie Mijn geest geven en zorgen dat jullie volgens Mijn wetten leven en Mijn regels in acht nemen. Jullie zullen in het land wonen dat Ik aan je voorouders gegeven heb, jullie zullen Mijn volk zijn en Ik zal jullie God zijn. Ik zal jullie redden van alles wat je onrein maakt, Ik zal het koren bevelen overvloedig te groeien en nooit meer een hongersnood op jullie afsturen. De bomen zullen overvloedig vrucht dragen en de akkers zullen een rijke opbrengst geven;
Lees meer ...Ezechiël 37:1-14 Een dal vol beenderen 1
Ik werd opnieuw door de hand van de HEER gegrepen. Zijn geest voerde mij mee en Hij zette mij neer in een dal vol beenderen. Ik moest er aan alle kanten omheen lopen, en zo zag ik dat er verspreid over het dal heel veel beenderen lagen, die helemaal waren uitgedroogd. De HEER vroeg mij: ‘Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen?’ Ik antwoordde: ‘HEER, mijn God, dat weet U alleen.’ Toen zei hij: ‘Profeteer, en zeg tegen deze beenderen: “Dorre beenderen, luister naar de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER: Beenderen, Ik ga jullie adem geven zodat jullie tot leven komen. Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken.
Lees meer ...Ezechiël 37:15-28 Eén God, één volk, één herder 2
De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, neem een stuk hout en schrijf daarop: “Juda, en de Israëlieten die bij hem horen.” Neem dan nog een stuk hout en schrijf daarop: “Jozef” – dat is het stuk hout van Efraïm – “en heel het volk van Israël dat met hem verbonden is.” Voeg die twee samen tot één geheel, zodat ze in je hand één stuk hout vormen. En als je volksgenoten je vragen: “Wil je ons vertellen wat je hiermee bedoelt?” zeg dan: “Dit zegt God, de HEER: Ik neem het stuk hout van Jozef – dat van Efraïm dus – en van de stammen van Israël die met hem verbonden zijn, en Ik leg dat tegen het stuk hout van Juda aan.
Lees meer ...Ezechiël 38:1-12 Gogs leger vernietigd 1
De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, richt je blik op Gog, de oppervorst van Mesech en Tubal, in het land Magog, en profeteer tegen hem. Zeg: “Dit zegt God, de HEER: Gog, oppervorst van Mesech en Tubal, Ik zal je straffen! Ik kom je halen, Ik sla haken door je kaak en laat je wegtrekken met heel je leger, met je paarden en ruiters, met je schitterende krijgers, met heel die menigte zwaardvechters, bewapend met kleine en grote schilden; en dan nog de soldaten uit Perzië, Nubië en Libië, met hun schilden en helmen,
Lees meer ...Ezechiël 38:13-23 Gogs leger vernietigd 2
De mensen uit Seba en Dedan, de handelaars en heersers uit Tarsis zullen tegen je zeggen: ‘Ben je gekomen om te plunderen en te roven? Heb je die hele menigte bijeengebracht om buit binnen te halen? Om goud en zilver weg te graaien, om vee en goederen mee te nemen, om alles te plunderen en te roven?’” Profeteer daarom, mensenkind, zeg tegen Gog: “Dit zegt God, de HEER: Wanneer Mijn volk Israël een onbezorgd bestaan leidt, zal dat jou bekend worden. Dan komen jij en je vele bondgenoten uit je woonplaats in het uiterste noorden, al die mannen te paard, die grote menigte, dat talrijke leger.
Lees meer ...Ezechiël 39:1-14 1
Mensenkind, profeteer tegen Gog, zeg: “Dit zegt God, de HEER: Ik zal je straffen, Gog, oppervorst van Mesech en Tubal. Ik kom je halen, Ik sleep je mee, Ik laat je uit het uiterste noorden komen en breng je naar de bergen van Israël. Daar sla Ik je boog uit je linkerhand en je pijlen uit je rechterhand. Op de bergen van Israël zul je sneuvelen, met al je troepen en je bondgenoten, en daar geef Ik je ten prooi aan alle soorten roofvogels en aan de wilde dieren. Ook in het open veld zul je sneuvelen. Ik heb gesproken – spreekt God, de HEER. Magog zal Ik in vlammen doen opgaan, net als de kustbewoners die zich veilig wanen. Ze zullen weten dat Ik de HEER ben. Mijn heilige naam zal Ik aan Mijn volk Israël bekendmaken,
Lees meer ...