Op de vijfde dag van de vierde maand in het dertigste jaar, toen ik te midden van de ballingen bij het Kebarkanaal woonde, opende zich de hemel en kreeg ik een visioen van God. (Op de vijfde dag van die maand, en wel in het vijfde jaar van koning Jojachins ballingschap, richtte de HEER zich tot de priester Ezechiël, de zoon van Buzi, in het land van de Chaldeeën, bij het Kebarkanaal. Daar werd hij door de hand van de HEER gegrepen.) Dit is wat ik zag: een stormwind, komend uit het noorden, een grote gloeiende wolkenmassa, een vuur van bliksemflitsen. Daar middenin zag ik iets dat glansde als wit goud.
Lees meer ...Ezechiël 1:15-28 Ezechiël geroepen 2
Opnieuw keek ik naar de wezens, en ik zag bij elk van de vier een wiel op de grond staan, aan de voorkant. De wielen glansden alsof ze gemaakt waren van turkoois en ze hadden alle vier dezelfde vorm: ze leken op een wiel midden in een ander wiel. Ze gingen met de vier wezens mee, zonder om te draaien. Hun velgen waren angstwekkend hoog, en elk van de vier velgen was afgezet met ogen. Als de wezens zich bewogen, gingen de wielen mee, en als de wezens opstegen van de aarde, stegen ook de wielen op. Waarheen Gods geest hen leidde, daarheen gingen de wezens: zij volgden de geest en de wielen stegen met hen op, want een en dezelfde geest leidde de wezens en de wielen.
Lees meer ...Ezechiël 2:1-10
die tegen mij zei: ‘Mensenkind, sta op, dan zal Ik met je spreken.’ Terwijl deze woorden klonken, voer er een geest in mij die me weer op deed staan, en er werd opnieuw tegen mij gesproken: ‘Mensenkind, Ik stuur jou naar de Israëlieten, naar dat weerspannige volk dat tegen Mij in opstand is gekomen. Tot op de dag van vandaag verzetten ze zich tegen Mij, zoals ook hun voorouders hebben gedaan. Naar dat volk, dat zo halsstarrig en eigenzinnig is, stuur Ik jou.
Lees meer ...Ezechiël 3:1-17 1
De stem zei tegen mij: ‘Mensenkind, eet op wat je wordt voorgehouden; eet deze rol op en ga naar de Israëlieten om te profeteren.’ Ik opende mijn mond en kreeg de boekrol te eten, en de stem zei: ‘Mensenkind, vul je maag en je buik met deze rol, die Ik je geef.’ Ik at de rol op; hij was zo zoet als honing. Daarop zei de stem tegen mij: ‘Mensenkind, ga naar de Israëlieten en breng hun Mijn woorden over. Ik stuur je niet naar een onverstaanbaar volk met een onbegrijpelijke taal, maar naar het volk van Israël.
Lees meer ...Ezechiël 3:18-27 2
Als Ik tegen een slecht mens zeg dat hij sterven zal en je waarschuwt hem niet, je zegt niets om hem te waarschuwen voor de goddeloze weg die hij is ingeslagen, niets om zijn leven te redden – dan is hij weliswaar een slecht mens die sterft doordat hij zelf schuldig is, maar Ik zal jou voor zijn dood ter verantwoording roepen. Als je een slecht mens daarentegen waarschuwt en hem zegt dat hij tot inkeer moet komen en hij gaat toch voort op zijn goddeloze weg, dan is hij zelf schuldig aan zijn dood, maar zul jij het er levend afbrengen. Als een goed mens zich niet langer rechtvaardig gedraagt maar onrecht doet, en als Ik hem dan ten val breng, zal hij sterven als jij hem niet waarschuwt.
Lees meer ...Ezechiël 4:1-10 1
Mensenkind, neem een kleitablet voor je en teken daarop een stad: Jeruzalem. Sla het beleg voor de stad, werp een belegeringswal op, maak een bestormingsdam, richt een legerkamp in en zet stormrammen om de stad heen. Neem dan een bakplaat, zet die als een ijzeren muur tussen jou en de stad en richt je blik op haar: de stad wordt belegerd en jij bent de belegeraar. Dit alles zal een teken zijn voor het volk van Israël.
Lees meer ...Ezechiël 4:11-17 2
Het water dat je drinkt moet worden afgemeten: je krijgt niet meer dan een zesde hin, elke dag weer. Ook moet je nog een gerstekoek eten die je voor ieders ogen moet bakken op menselijke uitwerpselen. Zo zullen alle Israëlieten in onreinheid hun brood eten, want Ik zal ze verbannen naar andere volken.’
Lees meer ...Ezechiël 5:1-9 1
Mensenkind, neem een scherp zwaard en gebruik dat als een scheermes om je hoofdhaar en je baard mee af te scheren. Het haar moet je op een weegschaal leggen en verdelen. Zodra de dagen van het beleg voorbij zijn, moet je een derde deel ervan in de stad verbranden, een derde deel buiten de stad met dat zwaard fijnhakken en een derde deel uitstrooien in de wind – Ik zal de vluchtelingen met Mijn zwaard achtervolgen. Een aantal haren houd je apart en bewaar je in een plooi van je mantel.
Lees meer ...Ezechiël 5:10-17 2
Daarom, zo waar ik leef – spreekt God, de HEER -, omdat je mijn heiligdom hebt verontreinigd met je afschuwelijke wangedrag, daarom zal ik je met mijn zwaard kaalscheren; ik zal geen medelijden tonen, ik zal geen medelijden kennen. Een derde deel van je inwoners, Jeruzalem, zal binnen je muren sterven door de pest en de honger, een derde deel zal daarbuiten vallen door het zwaard en een derde deel zal ik in alle windrichtingen verstrooien en met het zwaard achtervolgen.
Lees meer ...Ezechiël 6:1-10 Israël getroffen door het zwaard 1
De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, richt je blik op de bergen van Israël, en profeteer ertegen. Zeg: “Bergen van Israël, luister naar de woorden van God, de HEER! Dit zegt God, de HEER, tegen de bergen en de heuvels, tegen de rivierdalen en de valleien: Ik zal jullie treffen met het zwaard en jullie offerhoogten vernietigen. Jullie altaren zullen worden verwoest, je wierookaltaren verbrijzeld. Je bewoners zal Ik voor de ogen van hun afgoden dood laten neervallen;
Lees meer ...