Toen Amrafel koning van Sinear was, Arjoch koning van Ellasar, Kedorlaomer koning van Elam en Tidal koning van Goïm, brak er oorlog uit tussen hen en koning Bera van Sodom, koning Birsa van Gomorra, koning Sinab van Adma, koning Semeber van Seboïm en de koning van Bela, het huidige Soar. De laatsten trokken gezamenlijk op naar de Siddimvallei, nu de Zoutzee. Twaalf jaar waren zij aan Kedorlaomer onderworpen geweest, maar in het dertiende jaar waren ze in opstand gekomen. In het veertiende jaar rukte Kedorlaomer op, samen met de koningen die zijn bondgenoten waren, en zij versloegen de Refaïeten in Asterot-Karnaïm, de Zuzieten in Ham,
Lees meer ...Genesis 14:14-24 Lot door Abram bevrijd 2
Toen Abram hoorde dat zijn neef gevangengenomen was, bracht hij allen op de been die in zijn huis opgegroeid waren en met de wapens konden omgaan – driehonderdachttien in getal – en achtervolgde Kedorlaomer en diens bondgenoten tot aan Dan. ’s Nachts viel hij hen met zijn mannen van verschillende kanten tegelijk aan, versloeg hen en achtervolgde hen tot aan Choba, dat ten noorden van Damascus ligt. Alle buitgemaakte bezittingen heroverde hij. Ook zijn neef Lot wist hij veilig terug te brengen, met al zijn bezittingen, evenals de vrouwen en de andere krijgsgevangenen.
Lees meer ...Genesis 15:1-11 Abrams visioen 1
Enige tijd later richtte de HEER zich tot Abram in een visioen: ‘Wees niet bang, Abram: Ikzelf zal jou als een schild beschermen. Je loon zal vorstelijk zijn.’ ‘HEER, mijn God,’ antwoordde Abram, ‘wat voor zin heeft het mij te belonen? Ik zal kinderloos sterven, en alles wat ik bezit zal het eigendom worden van Eliëzer uit Damascus. U hebt mij immers geen nakomelingen gegeven; daarom zal een van mijn dienaren mijn erfgenaam worden.’
Lees meer ...Genesis 15:12-21 Abrams visioen 2
Toen de Zon op het punt stond onder te gaan, viel Abram in een diepe slaap. Opeens werd hij overweldigd door angst en diepe duisternis. Toen zei de HEER: ‘Wees ervan doordrongen dat je nakomelingen als vreemdeling zullen wonen in een land dat niet van hen is en dat ze daar slaaf zullen zijn en onderdrukt zullen worden, vierhonderd jaar lang. Maar Ik zal hun onderdrukkers ter verantwoording roepen, en dan zullen ze wegtrekken, met grote rijkdommen.
Lees meer ...Genesis 16:1-16 De geboorte van Ismaël
Abrams vrouw Sarai baarde hem geen kinderen. Nu had zij een Egyptische slavin, Hagar. ‘Luister,’ zei Sarai tegen Abram, ‘de HEER houdt mijn moederschoot gesloten. Je moest maar met mijn slavin slapen, misschien kan ik door haar nakomelingen krijgen.’ Abram stemde met haar voorstel in en Sarai gaf hem haar Egyptische slavin Hagar tot vrouw; Abram woonde toen tien jaar in Kanaän. Hij sliep met Hagar en zij werd zwanger. Toen Hagar merkte dat ze zwanger was, verloor ze elk respect voor haar meesteres. Sarai zei tegen Abram: ‘Voor het onrecht dat mij wordt aangedaan ben jij verantwoordelijk! Ik heb je mijn slavin ter beschikking gesteld, en nu ze weet dat ze zwanger is toont ze geen enkel respect meer voor mij.
Lees meer ...Genesis 17:1-14 Verbond tussen God en Abram 1
Toen Abram negenennegentig jaar was, verscheen de HEER aan hem en zei: ‘Ik ben God, de Ontzagwekkende. Leef in verbondenheid met Mij, leid een onberispelijk leven. Ik wil met jou een verbond aangaan en Ik zal je veel, heel veel nakomelingen geven.’ Abram boog zich diep neer en God sprak: ‘Ik doe jou deze belofte: je zult de stamvader worden van een menigte volken. Je zult voortaan niet meer Abram heten maar Abraham, want Ik maak je de vader van vele volken. Ik zal je bijzonder vruchtbaar maken. Er zullen veel volken uit je voortkomen en onder je nazaten zullen koningen zijn.
Lees meer ...Genesis 17:15-27 Verbond tussen God en Abram 2
Verder zei God tegen Abraham: ‘Wat je vrouw Sarai betreft, voortaan moet je haar niet Sarai noemen maar Sara. Ik zal haar zegenen en jou bij haar een zoon geven. Ik zal haar zo rijk zegenen dat er volken uit haar zullen voortkomen en er koningen van haar zullen afstammen.’ Abraham boog zich diep neer, maar lachte en dacht: Hoe zou iemand van honderd nog een kind kunnen krijgen? En Sara, zou zij op haar negentigste nog een kind ter wereld kunnen brengen? En hij antwoordde God: ‘Ik zou al gelukkig zijn als Ismaël onder Uw bescherming mocht staan.’
Lees meer ...Genesis 18:1-15 Sodom en Gomorra 1
De HEER verscheen opnieuw aan Abraham, bij de eiken van Mamre. Op het heetst van de dag zat Abraham in de ingang van zijn tent. Toen hij opkeek, zag hij even verderop plotseling drie mannen staan. Onmiddellijk snelde hij de tent uit, naar hen toe. Hij boog diep en zei: ‘Heer, wees toch zo goed Uw dienaar niet voorbij te gaan. Ik zal wat water voor U laten halen zodat U Uw voeten kunt wassen, maak het U hier onder de boom intussen gemakkelijk. Ik zal U ook iets te eten brengen, zodat U weer op krachten kunt komen voordat U verdergaat. Daarvoor bent U immers bij Uw dienaar langsgekomen?’ Zij antwoordden: ‘Wij nemen uw uitnodiging graag aan.’
Lees meer ...Genesis 18:16-22 Sodom en Gomorra 2
Toen de mannen weer verdergingen, lieten ze hun blik op Sodom rusten. Abraham liep met hen mee om hun uitgeleide te doen. De HEER dacht: Waarom zou Ik voor Abraham geheimhouden wat Ik van plan ben? Uit Abraham zal immers een groot en machtig volk voortkomen, en alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als hij.
Lees meer ...Genesis 18:23-33 Sodom en Gomorra 3
Abraham ging dichter naar Hem toe en vroeg: ‘Wilt U dan behalve de schuldigen ook de onschuldigen het leven benemen? Misschien dat er in die stad vijftig onschuldigen zijn. Zou U die dan ook uit het leven wegrukken en niet de hele stad vergeving schenken omwille van die vijftig onschuldige inwoners? Zoiets kunt U toch niet doen, hen samen met de schuldigen laten omkomen! Dan zouden schuldigen en onschuldigen over één kam worden geschoren. Dat kunt U toch niet doen! Hij die Rechter is over de hele aarde moet toch rechtvaardig handelen?’ De HEER antwoordde: ‘Als Ik in Sodom vijftig onschuldigen aantref, zal Ik omwille van hen de hele stad vergeving schenken.’
Lees meer ...