Daarna zag ik dit: boven de koepel boven de cherubs was iets te zien dat leek op een troon van saffier. De HEER zei tegen de in linnen geklede man: ‘Ga het raderwerk waarop de cherubs rusten binnen en vul er je handen met gloeiende kolen; die moet je uitstrooien over de stad.’ Ik zag hoe de man naar binnen ging. De cherubs stonden op dat moment aan de zuidkant van de tempel, en een wolk vulde de binnenhof. Toen de stralende verschijning van de HEER zich verplaatste van de cherubs naar de tempelingang, vulde die wolk de tempel, en de hele hof was vol van de gloed van de verschijning van de HEER.
Lees meer ...Ezechiël 10:13-22 2
Het waren de wielen die ik eerder ‘het raderwerk’ had horen noemen. Iedere cherub had vier gezichten: bij de eerste was het gezicht van een cherub te zien en bij de tweede dat van een mens, bij de derde de muil van een leeuw en bij de vierde de bek van een adelaar. De cherubs stegen op; het waren de wezens die ik bij het Kebarkanaal al had gezien. Als de cherubs zich bewogen, gingen de wielen met hen mee,
Lees meer ...Ezechiël 11:1-13 1
De geest tilde me weer op en bracht me naar de oostelijke poort van de tempel van de HEER. Daar zag ik vijfentwintig mannen staan, met in hun midden Jaäzanja, de zoon van Azzur, en Pelatja, de zoon van Benaja, twee leiders van het volk. De HEER zei tegen mij: ‘Mensenkind, dit zijn de mannen die in deze stad onheil willen stichten en slechte raad geven. Ze zeggen: “Hier hoeven voorlopig geen huizen te worden gebouwd! In deze stad horen wij thuis als vlees in een pot.” Daarom moet je tegen hen profeteren, mensenkind.’
Lees meer ...Ezechiël 11:14-25 2
Daarna richtte de HEER zich weer tot mij: ‘Mensenkind, het zijn je eigen broeders en zusters, je verwanten en alle andere Israëlieten in ballingschap, tegen wie de inwoners van Jeruzalem zeggen: “Blijf waar je bent, ver verwijderd van de HEER, want aan ons is het land in eigendom gegeven!” Maar geef daarop dit antwoord: “Dit zegt God, de HEER: Al heb Ik hen weggevoerd naar verre volken,
Lees meer ...Ezechiël 12:1-10 Een teken voor het opstandige volk 1
De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, je woont te midden van een opstandig volk. Het heeft ogen om te kijken maar het ziet niets, en oren om te horen maar het luistert niet, opstandig als het is. Pak daarom bij elkaar wat je nodig hebt om in ballingschap te gaan, mensenkind, en vertrek bij daglicht, zodat iedereen het kan zien; ze moeten zien dat je vanuit je woonplaats in ballingschap gaat, ergens anders heen. Misschien dat ze dan, hoe opstandig ze ook zijn, hun ogen gaan gebruiken.
Lees meer ...Ezechiël 12:11-19 Een teken voor het opstandige volk 2
Wat ik deed is voor jullie een teken: wat ik gedaan heb, zal ook met hen gebeuren. Dit zegt God, de HEER: Zij zullen als gevangenen in ballingschap gaan. Hun vorst zal ook een last op zijn schouders laden en naar buiten gaan als het helemaal donker is. Ze zullen een gat in de stadsmuur maken om hem door te laten, en hij zal zijn gezicht bedekken, want hij zal zijn land niet meer terugzien. Ik zal Mijn netten over hem uitspreiden en hem daarin vangen, en dan breng Ik hem naar Babel in het land van de Chaldeeën.
Lees meer ...Ezechiël 12:20-28 Een teken voor het opstandige volk 3
De steden waar nu nog mensen wonen, zullen veranderen in ruïnes en het land wordt een woestenij. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de HEER ben.”’ Ezechiël en de andere profeten. De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, hoe luidt dat spreekwoord bij jullie in Israël? De dagen rijgen zich aaneen, en geen visioen komt uit? Zeg hun dit: “Dit zegt God, de HEER:
Lees meer ...Ezechiël 13:1-13 1
De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, klaag alle profeten van Israël aan die het nog wagen te profeteren; zeg tegen de profeten die op eigen gezag spreken: “Luister naar de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER: Wee de verdwaasde profeten die hun eigen ingevingen volgen zonder iets te hebben gezien! Israël, je profeten zijn als jakhalzen die leven tussen de ruïnes. Ze zijn niet in de bres gesprongen voor hun volk, ze hebben er geen muur omheen gebouwd waardoor het op de dag van de HEER in de strijd zou kunnen standhouden. Hun visioenen zijn bedrieglijk, hun voorspellingen zijn vals. Ze zeggen: ‘Zo spreekt de HEER …,’ terwijl ze niet door de HEER gezonden zijn.
Lees meer ...Ezechiël 13:14-23 2
Ik haal de witgepleisterde muren omver, ze zullen instorten en hun fundamenten zullen bloot komen te liggen. De stad zal in puin vallen en jullie zullen omkomen. Jullie zullen weten dat Ik de HEER ben. Ik zal Mijn woede koelen op de muren en op de witkalkers, Ik zeg jullie dat de muren zullen verdwijnen samen met hen die ze hebben bepleisterd: de profeten van Israël met hun profetieën over Jeruzalem, die visioenen hadden van vrede terwijl het geen vrede zou blijven – zo spreekt God, de HEER.” Mensenkind, richt je nu op de vrouwen van het volk die op eigen gezag profeteren, en klaag hen aan.
Lees meer ...Ezechiël 14:1-11 1
Een aantal van de oudsten van Israël kwam bij me, en toen ze tegenover mij hadden plaatsgenomen richtte de HEER zich tot mij: ‘Mensenkind, deze mannen koesteren hun afgoden en hebben niets anders voor ogen dan de zonde die hen ten val brengt. Moet Ik me dan door hen laten raadplegen? Zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Elke Israëliet die bij een profeet komt en intussen zijn afgoden koestert en niets anders voor ogen heeft dan de zonde die hem ten val brengt, zal Ik het antwoord geven dat hij met zijn afgoderij verdient.
Lees meer ...