Page 3 of 20
1 2 3 4 5 20

Openbaring 21:1-12 Een nieuwe hemel en een nieuwe Aarde 1

Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer. Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze was als een bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man en hem opwacht. Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen Zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’

0Shares
Lees meer ...

Openbaring 21:13-27 Een nieuwe hemel en een nieuwe Aarde 2

Vanuit het oosten gezien waren er drie poorten, vanuit het noorden drie, vanuit het zuiden drie en vanuit het westen drie. De stadsmuur had twaalf grondstenen, met daarop de namen van de twaalf apostelen van het Lam. Degene die met mij sprak had een gouden meetstok om daarmee de stad, de poorten en de muur op te meten. De stad was vierkant, even lang als breed. Hij mat de stad met zijn meetstok: twaalfduizend stadie, zowel in de lengte als in de breedte en in de hoogte. Hij mat de stadsmuur: honderdvierenveertig el, in gewone mensenmaat, die ook engelenmaat is.

0Shares
Lees meer ...

Openbaring 22:6-21 Slot

Toen zei hij tegen mij: ‘Wat hier gezegd is, is betrouwbaar en waar. De Heer, de God die profeten bezielt, heeft Zijn engel gestuurd om aan Zijn dienaren te laten zien wat er binnenkort gebeuren moet.’ ‘Ik kom spoedig!’ Gelukkig is wie zich houdt aan de profetie van dit boek. Ik, Johannes, was het die deze dingen hoorde en zag. En toen ik alles gehoord en gezien had, wierp ik me neer aan de voeten van de engel die me deze dingen liet zien, om hem te aanbidden. Maar hij zei: ‘Doe dat niet! Ik ben een dienaar zoals jij en je medeprofeten, en zoals degenen die zich houden aan wat er in dit boek staat. Je moet God aanbidden.’ Verder zei hij tegen me: ‘Houd de profetie van dit boek niet geheim, want de tijd is nabij.

0Shares
Lees meer ...

Genesis 1:1-19 De schepping van hemel en Aarde 1

In het begin schiep God de hemel en de Aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en Hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde Hij dag, de duisternis noemde Hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag. God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’ En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven.

0Shares
Lees meer ...

Genesis 1:20-31 De schepping van hemel en Aarde 2

God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de Aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ En Hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was. God zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water van de zee. En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op Aarde.’ Het werd avond en het werd morgen. De vijfde dag. God zei: ‘De Aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’

0Shares
Lees meer ...

Genesis 2:5-14 De tuin van Eden 1

In de tijd dat God, de HEER, Aarde en hemel maakte, groeide er op de Aarde nog geen enkele struik en was er geen enkele plant opgeschoten, want God, de HEER, had het nog niet laten regenen op de Aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; wel was er water dat uit de Aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. Toen maakte God, de HEER, de mens.

0Shares
Lees meer ...

Genesis 2:15-25 De tuin van Eden 2

God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’ God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels,

0Shares
Lees meer ...

Genesis 3:1-13 De tuin van Eden 3

Van alle in het wild levende dieren die God, de HEER, gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet,

0Shares
Lees meer ...
Page 3 of 20
1 2 3 4 5 20