Page 8 of 11
1 6 7 8 9 10 11

Ezechiël 32:25-32 3

Te midden van de gesneuvelden hebben zij een rustplaats gekregen, de koning en heel zijn volk: hun graven bevinden zich rondom. Het zijn allemaal onbesnedenen die zijn gesneuveld – eens zaaiden ze angst in het land van de levenden, en nu moeten ze hun schande dragen met degenen die in het graf zijn afgedaald, te midden van de gesneuvelden. Daar ligt het volk van Mesech-Tubal, hun graven omgeven de koning. Het zijn allemaal onbesnedenen die gesneuveld zijn – eens zaaiden ze angst in het land van de levenden.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 33:1-11 Ieder mens naar zijn daden beoordeeld 1

De HEER richtte zich tot mij: ‘Spreek, mensenkind, zeg tegen je volksgenoten: “Als Ik het zwaard op een land afstuur, en het volk dat daar woont heeft iemand als wachter aangesteld, en die wachter ziet het zwaard op het land afkomen en blaast op de ramshoorn om het volk te waarschuwen, en als dan iemand het geluid van de ramshoorn hoort maar er zich niets van aantrekt, en het zwaard komt en doodt hem, dan heeft hij zijn dood aan zichzelf te wijten. Hij heeft het geluid van de ramshoorn wel gehoord maar zich er niet door laten waarschuwen, en dus heeft hij zelf de dood over zich afgeroepen.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 33:12-21 Ieder mens naar zijn daden beoordeeld 2

Mensenkind, zeg tegen je volksgenoten: “De rechtvaardigheid van een goed mens zal hem niet redden als hij een misdaad begaat, en de slechte daden van een slecht mens zullen hem niet ten val brengen als hij zich ervan afkeert. Een goed mens zal niet door zijn goede daden in leven blijven als hij een zonde begaat. Als Ik tegen hem zeg dat hij in leven zal blijven en hij, vertrouwend op zijn rechtvaardigheid, begaat onrecht, dan zullen al zijn goede daden niet meer tellen, maar zal hij sterven door het onrecht dat hij begaan heeft.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 33:22-33 Ieder mens naar zijn daden beoordeeld 3

De avond voor de komst van de vluchteling werd ik gegrepen door de hand van de HEER, en Hij opende mijn mond toen de vluchteling ’s morgens bij mij kwam. Toen mijn mond geopend werd, was ik niet langer stom. Het onheil komt. De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, de bewoners van de ruïnes in het land van Israël zeggen: “Abraham was maar alleen en toch kreeg hij heel het land in bezit; wij zijn met velen, dus is het land zeker aan ons gegeven en is het ons eigendom.” Antwoord hun: “Dit zegt God, de HEER: Jullie eten vlees waar het bloed nog in zit, jullie vereren je afgoden, jullie vergieten bloed – en jullie willen het land bezitten?

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 34:1-10 De slechte herders en de goede herder 1

De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Wee jullie, herders van Israël, want jullie hebben alleen jezelf geweid! Horen herders niet hun schapen te weiden? Jullie eten wel van hun kaas, jullie gebruiken hun wol voor je kleren en jullie slachten de vette dieren, maar de schapen weiden, dat doen jullie niet. Zwakke dieren hebben jullie niet laten aansterken, zieke dieren niet genezen, gewonde dieren niet verbonden,

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 34:11-20 De slechte herders en de goede herder 2

Dit zegt God, de HEER: Ik zal zelf naar Mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen. Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal Ik naar Mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere wolken. Ik zal ze uit alle volken terughalen en uit alle landen bijeenbrengen, Ik zal ze naar hun eigen land laten terugkeren. Op de bergen van Israël en bij de waterstromen zal Ik ze weiden, overal in het land waar mensen wonen.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 34:21-31 De slechte herders en de goede herder 3

Jullie dringen alle zwakke dieren met je flank en schouder weg, jullie stoten ze met je horens om ze te verjagen, en daarom zal Ik Mijn schapen te hulp komen; ze zullen niet langer worden weggeroofd. Ik zal rechtspreken tussen de schapen. Ik zal een andere herder over ze aanstellen, een die ze wél zal weiden: David, Mijn dienaar. Hij zal ze weiden, hij zal hun herder zijn. Ik, de HEER, zal hun God zijn, en Mijn dienaar David hun vorst. Ik, de HEER, heb gesproken. Ik zal een vredesverbond met ze sluiten, Ik zal het land vrij van wilde dieren maken,

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 35:1-15 Profetie over het Seïrgebergte en de bergen van Israël

De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, richt je blik naar het Seïrgebergte en profeteer ertegen. Zeg: “Dit zegt God, de HEER: Ik zal je straffen, Seïrgebergte, Ik zal Mijn hand tegen je opheffen en een verlaten woestenij van je maken. Je steden verander Ik in ruïnes, Ik maak een woestenij van je, en je zult weten dat Ik de HEER ben. Je hebt de Israëlieten altijd gehaat, je hebt ze uitgeleverd aan het zwaard toen het onheil hen trof, toen er met hen werd afgerekend. Daarom, zo waar Ik leef – spreekt God, de HEER: Ik zal je bloed doen vloeien en bloed zal je achtervolgen; bloed zal je achtervolgen vanwege je bloedige haat.

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 36:1-12 1

Mensenkind, profeteer tegen de bergen van Israël, zeg: “Bergen van Israël, luister naar de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER: Vol leedvermaak heeft de vijand geroepen: ‘Die oeroude bergen zijn nu van ons!’” Profeteer daarom het volgende: “Dit zegt God, de HEER: Toen jullie verwoest waren, aasden de volken om je heen op jullie. Jullie gingen over de tong en er werd over jullie gekletst. Luister daarom, bergen van Israël, naar de woorden van God, de HEER. Dit zegt God, de HEER, tegen de bergen en tegen de heuvels, tegen de rivierbeddingen en tegen de dalen, tegen de verwoeste puinhopen en tegen de verlaten steden, tegen alles wat is buitgemaakt en bespot door de volken om je heen! Dit zegt God, de HEER:

0Shares
Lees meer ...

Ezechiël 36:13-25 2

Dit zegt God, de HEER: Er wordt van jullie gezegd dat je mensen verslindt, dat je de volken die op je leven van hun kinderen berooft. Maar je zult geen mensen meer verslinden en je volken niet langer van hun kinderen beroven – spreekt God, de HEER. Ik zal zorgen dat je de vernederingen van de andere volken niet meer hoeft te verduren en hun spot niet meer hoeft te horen. Je zult je volken niet langer te gronde richten – zo spreekt God, de HEER.”’ Omwille van Mijn heilige naam. De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, toen de Israëlieten nog in hun land woonden, hebben ze dat door hun daden onrein gemaakt;

0Shares
Lees meer ...
Page 8 of 11
1 6 7 8 9 10 11